Alcatraz en de nieuwe Indiaanse droom: Red Power 1969-1971
Door Frans L. Wojciechowski
Inleiding
In november 1969, slaagde een groepje jonge Indiaanse activisten erin om de blanke bevolking van de Verenigde Staten iets belangrijks duidelijk te maken. Ze lieten via de vreedzame bezetting van het voormalige gevangeniseiland Alcatraz zien dat de Indianen niet van plan waren om stil en onopvallend uit te sterven. Ook maakten ze, met behulp van de aandacht die de actie van krant en TV kreeg, Amerika duidelijk dat de 'New Indians' hun eigen identiteit niet wensten op te geven en niet van plan waren om in de Amerikaanse 'melting pot' te verdwijnen. Ze gaven Amerika onmiskenbaar te verstaan dat de Indianen als Indianen wilden overleven met hun eigen culturele identiteit.
Deze boodschap had al eerder vanuit Indian Country geklonken. Nu was er echter iets bijzonders aan de hand: Het waren deze keer niet de door de blanken als hopeloos ouderwets en achterlijk beschouwde traditionele Indiaanse ouderen uit de reservaten die spraken over het behoud van de eigen cultuur en identiteit. Integendeel, nu kwam de oproep vanuit de monden van jonge Indianen die in de stad woonden. Bovendien was een groot deel van de oorspronkelijke bezetters van Alcatraz student. Het waren dus Indianen die bezig waren om het in de maatschappij van de blanken te gaan 'maken' en zelfs kans hadden op wat betere baantjes. Het was voor Amerika een verassing dat deze goed opgeleide Indiaanse activisten niet de uitgestoken hand van de blanke, middle class 'American Dream' aangrepen, maar in hun eigen 'American Indian Dream' terug grepen op hun traditionele Indiaanse wortels om te vechten voor een betere Indiaanse toekomst. Latere Indiaanse acties van soortgelijke strekking, zoals de bezetting van het Bureau van Indiaanse Zaken in Washington DC in 1972 en vooral de bezetting van Wounded Knee door de American Indian Movement in 1973, hebben de herinnering aan de bezetting van Alcatraz een beetje naar de achtergrond gedrukt. Het lijkt ons daarom op zijn plaats om nu, vijfentwintig jaar na dato, de schijnwerper nog eens op de gebeurtenissen van toen te zetten. Want hoe we het ook bekijken: de Red Power die te Alcatraz werd tentoongespreid, is een van de belangrijkste wortels van de van het moderne Indiaanse verzet.
De achtergrond van de bezetting
In het jaar voorafgaand aan de bezetting van Alcatraz waren er vanuit diverse hoeken reeds berichten gekomen dat het met de Indianen in de Verenigde Staten alles behalve goed ging. Ik doe hierbij een kleine greep uit mijn oude plakboeken met krantenknipsels over Indianen: In het voorjaar van 1968 gaf president Johnson in een boodschap aan het Amerikaanse Congres toe dat de Indianen al twee eeuwen vreemden in hun eigen land waren en dat het probleem van de integratie van de Indianen acuut geworden was. Senator Robert Kennedy verklaarde in dezelfde periode dat de politieke koers van de Amerikaanse regering met betrekking tot de Indianen even effectief Indianen doodde als in de negentiende eeuw het Amerikaanse leger placht te doen. Hij noemde zelfmoord, alcoholisme, lichamelijke en geestelijke afwijkingen, schoolverzuim en werkloosheid als de grote problemen van de Indiaanse bevolking. De regering, aldus Kennedy, heeft vrijwel niets gedaan om de Indianen in staat te stellen onafhankelijk in hun eigen levensonderhoud te voorzien; dit ondanks de miljoenen uitgegeven via het Bureau of Indian Affairs.
In augustus 1969 kwam een 40-tal Indianen uit alle hoeken van de VS bijeen om te bespreken hoe ze met eensgezinde stem een front konden maken tegen blank Amerika. In hun slotverklaring aan de pers riepen ze blank Amerika op om de Indianen hun eigen identiteit te laten behouden. "Laat ons Indianen blijven", zeiden ze. "Geef ons een stem in de regeringsinstanties die onze levens controleren. Verwacht niet van ons dat we wegsmelten in de Amerikaanse mainstream". Janet McCloud, een Tulalip Indiaanse uit de staat Washington, vulde hierbij aan: "Deze Amerikaanse mainstream is trouwens even vervuild als een aantal van jullie rivieren" (Greider 1969).
Begin november 1969, vlak voor de bezetting van Alcatraz verscheen een kritisch rapport over de situatie van de Indianen in de VS getiteld "Our brother's keeper: The Indian in White America". Dit was samengesteld door de Citizens Advisory Council o.a. op basis van interviews die op de reservaten gehouden werden. Via de kranten maakte blank Amerika kennis met de resultaten van het onderzoek. De feiten waren schokkend: De gemiddelde levensverwachting van een Indiaan in de VS was slechts 44 jaar, eenderde onder het nationale gemiddelde! De kindersterfte onder de Indianen was twee keer zo hoog als in de ergste ghetto's en vier keer zo hoog als in blanke gemeenschappen. Op de reservaten in de woestijngebieden van het zuidwesten waren ondervoeding, tuberculose en trachoma alles behalve zeldzaam. Enkele conclusies uit het rapport: "De Indiaan is nooit alleen. Het leven dat hij leeft heeft hij zelf niet in de hand. Elk aspect van zijn leven wordt beďnvloed en gedefinieerd door zijn relatie met de federale regering “ en vooral door een bepaalde instantie van de federale regering: het Bureau van Indiaanse Zaken. .... elke poging van de Indiaan om zelfstandig iets te bereiken wordt gefrustreerd en gestraft; de Indiaan wordt in een staat van persoonlijke afhankelijkheid gehouden als prijs voor overleven; en vervreemding van zijn eigen volk en zijn geschiedenis wordt aangemoedigd." De voornaamste conclusie had echter te maken met het zoeken naar oplossingen, die volgens het rapport tot stand moeten komen door naar de Indianen zelf te luisteren in plaats van de oplossingen van de blanke man aan de Indianen op te dringen: "Zolang de Indianen hun eigen beleid niet kunnen maken, hun eigen prioriteiten niet kunnen stellen en de gelegenheid niet krijgen om mee te denken, zal de 'oplossing' niet werken" (McDonald 1969).
In december 1969 tenslotte, toen de bezetting van Alcatraz al enkele weken oud was, kwam er een rapport uit van een subcommssie voor schoolopleiding van Indianen in de Amerikaanse senaat. Senator Edward Kennedy, de voorzitter van deze commissie, verklaarde: "Van de ongeveer 150.000 Indiaanse gezinnen in de reservaten leven er zo'n 50.000 in de grootste viezigheid, in ruines van gebouwen, in hutten, zelfs in autowrakken. Het is de hoogste tijd dat de natie gaat luisteren naar de stem van de Indianen". Uit het rapport bleek verder dat het gemiddelde inkomen van de Indianen 75% beneden dat van de blanken lag en dat de werkloosheid 40% hoger was (Vrije Volk 1969c).
Te lange tijd had de Indiaanse bevolking van de reservaten op deze ellendige omstandigheden gereageerd met een zich terugtrekken in zichzelf, met dromen over het vroegere vrije leven en met wachten op gisteren. De apathie en wanhoop had echter op den duur bij een deel van de Indianen plaats gemaakt voor actiebereidheid en woede. In de jaren zestig stonden de "New Indians" op, jonge Indianen die vaak voldoende westerse scholing gehad hadden om het Amerikaanse systeem met haar eigen wapens te kunnen bevechten. Zij zagen het grote verschil tussen wat Amerika met de mond beleed en in de praktijk uitvoerde. Om zich heen kijkend zagen ze verder dat hun blanke collega studenten allesbehalve tevreden waren met hoe de Amerikaanse samenleving reilde en zeilde en dat velen zich daarvan afkeerden. Het was de tijdgeest van de jaren zestig, de tijd van protestacties en hippies.
De Indiaanse studenten gingen in dit licht hun eigen Indiaanse achtergrond herwaarderen en in plaats van zich te blijven schamen voor de zogenaamde achterlijkheid van hun 'primitieve' ouders en grootouders, kozen ze voor trots zijn op hun Indiaanse wortels. Ze realiseerden zich dat wachten op gisteren net zo min een oplossing was als het ontkennen van je eigen identiteit en het vergeefs proberen om een bruine blanke te worden. Ze besloten daarom niet meer te wachten op het zo door de oudere Indiaanse generatie geďdealiseerde gisteren, maar om de handen uit de mouwen te steken en vandaag te knokken voor een nieuwe Indiaanse morgen. Zoals Stan Steiner in zijn boek over de New Indians stelde: "What they wanted was what the new Indians called Red Power. And what the tribal elders called self-determination. And they were ready to make their demands known to the country" (Steiner 1968:267).
De bezetting van Alcatraz
Op maandag 9 november 1969 landde er een klein bootje met een aantal Indiaans studenten op het eiland Alcatraz in de Baai van San Francisco. Hun doel was om de mensonwaardige situatie van de Indianen in de VS eindelijk eens een keer goed onder de aandacht van het Amerikaanse publiek te brengen in de hoop dat er zo verandering mogelijk zou worden. Bij het beschrijven van de gebeurtenissen zal ik zoveel mogelijk gebruik maken van de krantenberichten uit die tijd zelf. Wat de Nederlandse kranten betreft: die hadden in het begin klaarblijkelijk nog niet veel op met de Indiaanse bezetting van Alcatraz, want de meeste nationale dagbladen repten er de eerste tijd niet of nauwelijks over. Een gunstige uitzondering was de, nu niet meer bestaande, krant Het Vrije Volk. Daarin stond al op 11 november 1969 een artikel over de bezetting: "Veertien Amerikaanse Indianen, onder wie vier meisjes, hebben maandagnacht het eiland
Alcatraz in de baai van san Francisco bezet. De Indianen landden met hun roeiboot in het geheim op het vroegere gevangeniseiland, dat ze opeisen in naam van alle Amerikaanse Indianen. ... Op de wal worden politietroepen verzameld om de bezetters van het eiland te verwijderen. De Indianen willen op Alcatraz blijven tot de regering hun rechten op de bijna vijf hectare grote rots erkent. Ze hebben aangeboden het te kopen voor negentig gulden, uit te betalen in glazen kralen en rode stoffen. Dit is wat de Indianen drie honderd jaar geleden van de blanken kregen voor het eiland Manhattan" (Vrije Volk 1969a). De dag erna moest Het Vrije Volk echter weer melden dat de bezetting alweer voorbij was: "Maar na negentien uur in de ruines van de gevangenis op het eiland, gaven de Indianen zich over aan de politietroepen." (Vrije Volk 1969b). De Indianen lieten het hier echter niet bij zitten en bij het krieken van de dag op 20 november 1969 landde een nieuwe en grotere groep Indianen op Alcatraz; en deze keer waren ze van plan zich niet zo gemakkelijk te laten verdrijven. De 78 jonge Indianen die zich "Indians of All Tribes" noemden, werden al gauw versterkt door andere Indiaanse sympathisanten zodat er al binnen enkele dagen al meer dan 100 Indiaanse bezetters op het eiland waren (Indians of All Tribes 1972; Josephy 1971:186–187).
De proclamatie die de bezetters uitvaardigden geeft blijk van de vastberadenheid en intelligentie van de Indians of All Tribes: Op een sarcastische manier maken ze de blanke politiek tegenover de Indianen belachelijk en tevens laten ze op een doordachte manier zien hoe ze zelf Alcatraz willen gebruiken voor het welzijn van het Indiaanse volk. De tekst van deze proclamatie staat onder andere in het Boek "Alcatraz is not an Island" dat in naam van de Indians of All Tribes in 1972 door Peter Blue Cloud uitgegeven werd. In hetzelfde jaar werd de Nederlandse vertaling door Steef Davison in zijn boek "Beter Rood dan Dood" gepubliceerd. Een enigszins ingekorte versie van dit document laten we hier volgen:
Proclamatie aan de Grote Blanke vader en zijn Volk
Wij, de Inheemse Amerikanen, vorderen uit naam van alle Amerikaanse Indianen het land dat bekend staat als het eiland Alcatraz terug; omdat wij het ontdekten hebben wij recht op dit land. Wij wensen eerlijk en rechtvaardig te zijn in onze onderhandelingen met de blanke ('Kaukasische') bewoners van dit land en daarom bieden wij het volgende verdrag aan: wij zullen het eiland Alcatraz aankopen voor vier en twintig dollar ($24) in glazen kralen en rode stof, een precedent geschapen door de blanke man bij de aankoop van een soortgelijk eiland ongeveer 300 jaar geleden. Wij weten dat vierentwintig dollar in ruilmiddelen voor deze 5 hectare meer is dan betaald werd toen Manhattan werd verkocht, maar wij beseffen dat de landprijs sindsdien is gestegen. Ons aanbod van $1,24 per acre (=0,4 hectare) is meer dan de 47 dollarcent per acre die de blanke nu betaalt aan de Indianen in Californie voor hun land. Wij zullen de (blanke) bewoners van dit eiland een stuk land voor zichzelf geven; het zal in beheer worden gegeven aan het Bureau voor Kaukasische Zaken, om het voor eeuwig te beheren - zolang de zon zal schijnen en de rivieren naar de zee stromen. Wij zullen verder de bewoners een fatsoenlijk bestaan proberen te geven. Wij zullen hen onze religie, onze opvoeding en onze levenswijze aanbieden, om ze te helpen onze graad van beschaving te bereiken en zodoende een kans te geven hun verwilderd en ellendig leven achter zich te laten. Wij bieden dit verdrag in goed vertrouwen aan omdat we graag met alle blanke mensen rechtvaardig en eervol willen onderhandelen. Wij menen dat dit zogenaamde eiland Alcatraz meer dan geschikt is om als Indiaans reservaat te dienen uitgaande van de maatstaf die de blanke daarvoor aanlegt. Daarmee bedoelen we dat deze plaats op een Indiaans reservaat lijkt in de volgende opzichten:
1. Het is verstoken van adequate voorzieningen en vervoersmogelijkheden.
2. Er is geen vers stromend water.
3. Er zijn geen goede sanitaire voorzieningen.
4. Er zijn geen olie- of delfstof rechten.
5. Er is geen industrie, dus de werkloosheid is er erg hoog.
6. Er is geen gezondheidszorg.
7. De bodem is rotsig en onvruchtbaar en het land herbergt geen wild.
8. Er zijn geen scholen.
9 De bevolking is te groot voor het grondgebied.
10. De bevolking is altijd gevangene geweest en afhankelijk van anderen.
Verder zou het zeer passend en symbolisch zijn als schepen van de hele wereld die de Golden Gate van San Francisco Baai binnenvaren al eerste Indiaans land zien en op die manier herinnerd worden aan de werkelijke geschiedenis van deze natie. Dit kleine eiland zal dan een symbool zijn van de uitgestrekte landerijen die eens door vrije en trotse Indianen beheerd werden. Hoe zullen wij het land gaan gebruiken? Sedert het Indiaanse centrum in San Francisco is afgebrand is er in deze stad van blanken geen plek meer voor Indianen om bij elkaar te komen en hun stamleven voort te zetten. Daarom willen we op dit eiland diverse Indiaanse Instituten oprichten:
1. Een Centrum voor Native American Studies zal ontwikkeld worden zodat Indianen kennis kunnen vergaren die voor het leven en het moreel van alle Indiaanse volken belangrijk is. Aan dit centrum zullen mobiele universiteiten verbonden zijn, bestuurd door Indianen die naar de Indiaanse reservaten zullen gaan om daar kennis op te doen en ook te verspreiden.
2. Een American Indian Spiritual Center waar onze oude religieuze en genezingsceremonies plaatsvinden. Onze kunst zal hier gepraktiseerd worden en onze jonge mensen kunnen hier opgeleid worden in muziek, dans en genezingsrituelen.
3. Een Indiaans Ecologisch Centrum waar onze jonge mensen opgeleid zullen worden in wetenschappelijk onderzoek en praktische methoden om ons land en onze wateren weer in hun zuivere en natuurlijke staat terug te brengen. We zullen eraan werken om de lucht en het water in het gebied van San Francisco Baai weer schoon te krijgen. ....
4. Een groot Indiaans opleidingsinstituut om onze mensen te leren hoe ze in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien, hun levenstandaard kunnen verhogen en om voor eens en voor altijd honger en werkloosheid onder ons volk uit te bannen. Een centrum voor Indiaanse kunst en handwerk zal ook deel uit maken van dit instituut, en een Indiaans restaurant met inheems voedsel zal de Indiaanse kookkunst doen herleven. ... Enkele van de bestaande gebouwen zullen gebruikt worden voor een Indiaans Museum, waar de bijdragen van de Indiaan aan de wereld zullen worden tentoongesteld. Een ander deel van het museum zal een aantal dingen laten zien die wij van de blanke in ruil hebben gekregen voor het land en de levens die hij ons genomen heeft: ziekte, alcohol, armoede en cultuurvernietiging. ...
In naam van alle Indianen vorderen we daarom dit eiland terug voor onze Indiaanse naties. We zijn van mening dat onze claim rechtvaardig is en dat dit land aan ons toegekend moet worden zo lang de rivieren stromen en de zon zal schijnen.
Was getekend,
Indians of All Tribes
November 1969
San Farncisco, California.
Het verloop van de bezetting
De gebeurtenissen op Alcatraz bleven niet onopgemerkt, noch in Indian Country, noch in de rest van Amerika. Journalist Peter Lawday (1969) vatte in een artikel dat kort na het begin van de bezetting verscheen de betekenis ervan goed samen: "De ongeveer honderd bezetters hadden nooit durven dromen dat hun symbolische actie de onverschilligheid ten opzichte van het lot van de Amerikaanse Indianen plotseling zou doorbreken. Via de bezetting van het eiland zien militante jonge Indianen kans landelijke aandacht voor hun problemen te vragen. .. Het kleine onherbergzame eiland is voor hen het symbool van Red Power, macht voor rood, geworden. .. Degenen die Alcatraz hebben bezet en het terugeisen van de blanken, zijn merendeels studenten. Sommigen hebben lang zwart haar en ze dragen banden over hun voorhoofden, maar hebben zich niet zo uitgedost als de Indianen die in Hollywoodproducties te zien zijn. Ze willen de trots van hun volk herstellen. ... De publieke opinie is al zo op de hand van de Indianen dat een oproep om voedsel een overweldigend antwoord kreeg ".
Lawaday was echter ook realistisch genoeg om zich te realiseren dat de Amerikaanse regering alles behalve positief was over de actie. Haar standpunt was kort en krachtig: Ontruim het eiland. Lawday besloot zijn artikel daarom met de woorden: "Men voorspelt de Indianen geen lang leven op Alcatraz."
De bezetters daarentegen waren echter vastbesloten om te blijven, want voor veel Indianen, niet alleen die uit de stad maar ook voor veel reservaatindianen, was Alcatraz reeds een symbool van hoop geworden. Het aantal Indianen op Alcatraz was begin december 1969 toegenomen tot meer dan 300. Ook oudere, traditionele Indianen betuigden hun steun. De bejaarde medicijnman Wise Like Owl, bijvoorbeeld, verklaarde dat hij erg dankbaar was dat de jonge krijgers "het mogelijk gemaakt hadden om nog tijdens mijn leven een wedergeboorte van onze cultuur, onze religie en onze levenswijze te mogen meemaken" (Faulkner 1969).
De Amerikaanse autoriteiten waren, zoals gezegd, niet al te happig op onderhandelingen met de Indiaanse bezetters van Alcatraz en waren niet van zins op hun eisen in te gaan. Senator George Murphy van California waarschuwde ervoor, dat wanneer men zou toestaan dat de Indianen succesvol Alcatraz konden claimen, dat dan ook iemand kan komen die de hele Verenigde Staten claimt (Time 1969). En daar had hij misschien niet helemaal ongelijk in, want enkele weken later verklaarde een van de bezetters van Alcatraz: "Wij willen Alcatraz. Maar we krijgen graag heel Amerika terug als dat mogelijk zou zijn" (Time 1970a).
De vonk van het verzet sloeg ook over naar andere gebieden in Indian Country. Het gerenommeerde Time Magazine weidde hieraan op 9 februari 1970 zelfs haar hoofdartikel dat op de kaft aangekondigd werd met :"The American Indian: Goodbye to Tonto" en als titel droeg: "The angry American Indian Starting Down the Protest Trail" (Time 1970b). Deze ontwikkelingen verhoogden de bereidheid van de Amerikaanse regering om met de Indiaanse bezetters tot een overeenkomst te komen alles behalve. Er werden wel onderhandelingen gevoerd maar concrete resultaten werden niet geboekt. Het leek erop dat de federale regering tijd aan het rekken was. Ze realiseerde zich dat een belangrijk deel van de bezetters student was en dat dezen niet eeuwig op het eiland konden blijven zonder hun studie aan de universiteit in gevaar te brengen. Verder is het zo dat op het kleine eiland weinig te beleven viel en men hoopte blijkbaar dat bij uitblijven van resultaten aan de onderhandelingstafels uiteindelijk de verveling ook op Alcatraz zou toeslaan en dat dit de bezetters zou ontmoedigen om nog langer te blijven. Ook zou de publieke opinie die in het begin vrij pro-Indiaans was, op de lange duur waarschijnlijk gaan verflauwen bij gebrek aan spectaculair Indiaans nieuws van Alcatraz.
De eerste verjaardag van de bezetting van Alcatraz werd op 20 november 1970 nog gevierd met een vrij grote groep bezetters, maar de daarop volgende winter verlieten veel Indianen het eiland mettertijd. De pers had haar aandacht voor Alcatraz grotendeels verloren en de publieke opinie keerde zich langzaam tegen de bezetters toen de weinige artikelen die nog over Alcatraz verschenen onevenredig veel aandacht gingen besteden aan de negatieve dingen rond de bezetting. Time Magazine, dat in eerdere artikelen redelijk pro–Indiaans was geweest, publiceerde op 12 april 1971 bijvoorbeeld het artikel met de veelzeggende titel "Anomie at Alcatraz". Hierin werd gesteld dat de 25–30 bezetters die nog op het eiland over waren de grootste moeite hadden om zich op het barre eiland staande te houden, dat er conflicten onder de bezetters zelf waren uitgebroken en dat de op het eiland overgebleven Indianen een ongeorganiseerd zootje waren (zie ook: Indians Of All Tribes 1972:70-74). De tijd leek rijp om de Indianen van het eiland af te gooien en dat deed de federale regering ook niet lang daarna, op 11 juni 1971.
Het einde van de bezetting
Kort na de ontruiming van Alcatraz gaf een van de ex-bezetters van het eiland, de Santee Sioux Indiaan John Trudell, een interview aan het blad El Grito del Norte naar aanleiding van de Amerikaanse politieactie tegen de overgebleven bezetters van Alcatraz. In dat artikel staat de volgende informatie over hoe de politie te werk ging bij de ontruiming van het eiland: "Op 11 juni 1971, terwijl onderhandelingen over Alcatraz nog in volle gang waren, overvielen federale troepen Alcatraz en de Indiaanse bewoners werden eraf gezet. Meer dan twintig bewapende politieofficieren deden mee aan de invasie en onder bedreiging van getrokken geweren en revolvers werden ze van het eiland afgegooid: zes mannen, vier vrouwen en vijf kinderen. Vicki Lee, Shoshone Indiaanse, was ten tijde van de overval aan wal om voorraden in te slaan, maar haar drie kinderen waren op het eiland. Zij beschreef de 'moedige' aanval: 'Mijn dochtertje vertelde me dat ze een geweer op haar borst hielden en ze had gevraagd, gaan ze me nu doodschieten? (het meisje is 8 jaar). En mijn zoon (9 jaar) had zich verborgen onder het bed maar kwam er onderuit toen ze een revolver tegen zijn hoofd hielden. Mijn man vecht nu in Vietnam. Ik vind dat mannen geen wapens moeten dragen voor de Verenigde Staten als zijn kinderen thuis worden bedreigd met geweren" (Davidson 1972:18).
Tot slot
De Kivalezer van anno 1994 zal hierboven wellicht een ook nu nog bekende Indiaanse naam zijn tegengekomen: John Trudell. Het is inderdaad de John Trudell van de CD AKA Grafitti Man, de tekstdichter/popartiest die o.a. in Kiva 1994 nummer 5 besproken is. John Trudell was toen, in de periode 1969-1971, een van de leiders van de Indians of All Tribes van Alcatraz en werd later voorman van de American Indian Movement (1973-1979). Indertijd stelde Trudell na de ontruiming van Alcatraz door de politie nog heel vastberaden en optimistisch: "Als er nog 150 bezettingsacties nodig zijn, dan moet dat maar. Wij zullen nog heel wat keren verliezen, maar we gaan de grote strijd winnen." Sinds zijn vrouw en kinderen bij een nooit opgehelderde brand zijn omgekomen in 1979, terwijl Trudell zelf van huis was en meedeed aan een Indiaanse protestactie in Washington, is een voortijdig einde gekomen aan zijn activisme. Na een persoonlijke crisis van lange duur heeft hij tenslotte in zijn teksten en muziek een nieuw
houvast gevonden. Anderen, die een dergelijke persoonlijke tragedie bespaard zijn gebleven, hebben de fakkel van het Indiaanse verzet verder gedragen en tot in het heden brandend gehouden. De vorm van dat verzet is in de loop der tijd veranderd, de doelen zijn echter dezelfde gebleven: Indiaanse zelfbeschikking en het behoud van de eigen cultuur en identiteit (zie o.a Bolhuis 1990).
Bibliografie:
Bolhuis, Gerda (1990). Het moderne Indiaanse verzet. Kiva Reeks Nummer 7. Amsterdam: De Kiva
Davidson, Steef (1972) Beter Rood dan Dood. Arcanum.
Faulkner, Alex (1969). Alcatraz: symbol of Red Power's brave new world. Daily Telegraph, december 4, 1969.
Indians of All Tribes (1972). Alcatraz is not an Island. (Edited by Peter Blue Cloud). Berkeley: Wingbow Press.
Josephy, Alvin M. Jr. (1971). Red Power: The American Indians' fight for freedom. New York: McGraw Hill Book Company.
Lawday, Peter (1969). Indianen in VS bezetten eiland. Trouw, 29 november 1969.
McDonald, Ian (1969). Plight of the US Indian revealed. The Times, November 7, 1969.
Reider, William (1969). White America, 'Let us remain Indians'. International Herald Tribune, November 23-24, 1969.
Steiner, Stan (1968). The New Indians. New York, N.Y.: Harper and Row.
Time (1969). Indians: Tribal Rock. Time Magazine, December 9, 1969.
Time (1970a). Indians: New flag over Alcatraz. Time Magazine, January 5, 1970.
Time (1970b). The angry American Indian starting down the protest trail. Time Magazine, February 9, 1970.
Time (1971). Anomie at Alcatraz. Time Magazine, April 12, 1971.
Vrije Volk (1969a). Indiaanse invasie op Alcatraz. Het Vrije Volk, 11 november 1969.
Vrije Volk (1969b). Indianen wilden Alcatraz met kralen kopen. Het Vrije Volk, 12 november
Vrije Volk (1969c). Schokkend rapport over leven in reservaten. Het Vrije Volk, 2 december 1969.
De Kiva 34e jaargang no. 1, januari-februari 1997,© De Kiva.
|