Chief Buffalo Child Long Lance, 1895. Bron: Wikimedia Commons, publiek domein.
Chief Buffalo Child Long Lance: een tragische bedrieger
Door Frans L. Wojciechowski
Enige jaren geleden verscheen als deel 5 in de Indiaanse Bibliotheek-reeks van Uitgeverij de Knipscheer het boek Nooit meer zwerven (Buffalo Child Long Lance, 1983).
Het boek werd uit het Engels vertaald door Martin Beumer. De originele titel van het werk is Long Lance: The autobiography of a Blackfoot lndian Chief. De eerste druk hiervan verscheen in 1928 bij Cosmopolitan Book Corporation in New York (Chief Buffalo Child Long Lance, 1928).
In een brochure van Uitgeverij de Knipscheer wordt Nooit meer zwerven aangeprezen als een unieke getuigenis uit de dramatische periode van de geschiedenis waarin de oude normen en waarden moesten wijken voor de onstuitbare blanke beschaving. Buffalo Child Long Lance, aldus de brochure, was een Zwartvoet Chief die pas op betrekkelijk late leeftijd de Engelse taal leerde. In dit werk beschreef hij zijn jeugdjaren die vielen aan de vooravond van de grote en definitieve veranderingen in de wereld van de Noord-Amerikaanse Plains Indianen.
Inmiddels is het boek uitverkocht en heeft onze zusterorganisatie de NANAI, gezien de voortdurende belangstelling voor het boek, besloten om het in feuilletonvorm te publiceren in haar maandblad NANAI Notes. Het eerste deel hiervan is inmiddels verschenen in het augustus-nummer van NANAI Notes (blz. 9-12). In een begeleidend voorwoord wordt in gloedvolle bewoordingen de loftrompet uitgestoken over Buffalo Child Long Lances werk:
In tegenstelling tot de populair geworden herinneringen van bijvoorbeeld Black Elk, Lame Deer en Red Fox is Nooit meer zwerven geschreven zonder tussenkomst van een (blanke) interviewer: het is het authentieke product – en mede daardoor historisch hoogst waardevolle – literaire product van een boeiende en bijzondere persoonlijkheid (NANAI Notes, 1989: 11).
Een boeiende en bijzondere persoonlijkheid was Long Lance inderdaad. Maar wat de rest betreft, moet ik helaas stellen dat Nooit meer zwerven, een werk dat zoveel voor een positievere beeldvorming van de Noord-Amerikaanse Indianen bij het grote publiek heeft gedaan, geen authentiek product is maar een vervalsing. Bovendien was Buffalo Child Long Lance geen Zwartvoet Chief uit westelijk Canada, maar een begaafde (en tragische) bedrieger van Indiaanse afkomst uit het zuidoosten van de Verenigde Staten.
Ook was Buffalo Child Long Lance niet zijn echte naam. Hij werd geboren als Sylvester Clark Long, veranderde rond zijn tweeëntwintigste jaar zijn naam in Sylvester Cahuska Long Lance en tien jaar daarna in Buffalo Child Long Lance.
De feiten, die hier volgen en waaruit nevenstaande onomstotelijk blijkt, heb ik geput uit het boek Long Lance: The true story of an impostor, een goed gedocumenteerd werk waaraan de historicus Donald B. Smith ruim vijf jaar gewerkt heeft (Smith, 1982).
Sylvester Clark Long
Op 1 december 1890 werd in het stadje Winston in North Carolina een jongen geboren met de naam Sylvester Clark Long. Zijn beide ouders waren van gemengde Indiaans-blanke afkomst. Zijn moeder was driekwart blank en één kwart Croatan Indiaan. Zijn vader was half blank en half Cherokee Indiaan. In de blanke gemeenschap van Winston werd de familie Long niet als gelijke geaccepteerd, maar als colored, d.w.z. als neger behandeld. Het probleem was namelijk dat het Indiaanse bloed van de Long-familie kwam van Indiaanse slavinnen die door hun blanke meesters seksueel waren misbruikt. (Voor wie meer wil weten over het vrij onbekende verschijnsel van Indiaanse slaven in de VS, zie Lauber, 1913). De Longs stamden dus gedeeltelijk van slaven af en de blanke bevolking van de streek verdacht hen ervan toch ook een beetje negerbloed te hebben. In het indertijd zeer racistische zuidoosten van de VS was dat meer dan voldoende om als neger beschouwd te worden. Men ging toentertijd algemeen van het principe uit dat elk spoor van negerafkomst, hoe gering dan ook, van iemand een neger maakte.
Voor veel Indiaanse restgroepen in het zuidoosten van de Verenigde Staten, die in een aantal gevallen inderdaad van gedeeltelijke negerafkomst waren (o.a. de Croatan/Lumbee en Haliwa-Saponi), is het moeilijk geweest om in zo’n racistische samenleving de eigen Indiaanse identiteit te bewaren (voor meer informatie zie Berry, 1963; Wojciechowski, 1988).
In districten waar veel Indiaanse afstammelingen leefden, zoals bijvoorbeeld Robeson County waar enkele duizenden Croatans (Lumbee) woonden, waren ook voor Indianen aparte faciliteiten. In districten waar er maar weinig leefden, werden de Indianen meestal als neger behandeld. Dit hield in dat men naar aparte negerscholen moest gaan waar de kwaliteit van het onderwijs meestal slecht was, dat men dagelijks aan discriminatie in allerlei vormen blootstond en dat men – hoever men het ook in de wereld mocht schoppen – toch als minder dan de minste blanke beschouwd zou blijven.
Sylvester Long kon zich niet verenigen met een leven als tweederangs mens en was vastbesloten om hieraan te ontsnappen. In Winston had hij de lagere school voor negers moeten doorlopen die ruim 2 mijl van zijn ouderlijk huis lag, terwijl de betere blanke school vlak bij huis gelegen was. Hij wist dat hij als neger in Winston geen fatsoenlijk vervolgonderwijs kon krijgen. Hij besloot daarom zijn geluk elders te gaan zoeken.
In Carlisle, Pennsylvania, lag indertijd een kostschool voor Indiaanse jongeren. Elk jaar werden hier ongeveer 1.000 Indiaanse scholieren van ruim 90 verschillende stammen aangenomen voor het volgen van een gerichte beroepsopleiding. Sylvester deed een aanvraag om tot deze school toegelaten te worden en hij werd tot zijn grote vreugde aangenomen. In het najaar van 1909 begon hij zijn opleiding te Carlisle.
Niet alle medestudenten verwelkomden Sylvester even hartelijk op school. Met name de Westelijke Cherokee van Oklahoma, die als ex-slavenhouders vaak anti-neger waren, evenals de Oostelijke Cherokee uit North Carolina, hadden hun twijfels over Sylvester Longs Cherokee identiteit. Geen van beide Cherokee groepen kende de familie Long, hetgeen de twijfels rond zijn identiteit alleen maar versterkten.
Door zich niet snel uit het veld te laten slaan en door hard zijn best te doen op school slaagde Sylvester er tenslotte toch in om door zowel medescholieren als docenten geaccepteerd te worden. Bij zijn afstuderen hoorde hij tot de besten van zijn jaar.
Sylvester Cahuska Long Lance
Veel Indiaanse studenten, die op Carlisle een blanke opleiding genoten hadden, schaamden zich daarna voor hun Indiaanse identiteit. Sommigen deden zelfs pogingen om deze te verbergen. Voor Sylvester Long had Carlisle een geheel andere betekenis: hier was zijn identiteit als Indiaan verstevigd.
Nog geen jaar nadat hij in 1912 afgestudeerd was veranderde Sylvester Long zijn naam in Sylvester Cahuska Long Lance, in een poging om voor de buitenwereld nog Indiaanser te lijken.
Als enige Indiaan ging hij in 1913 naar St. Johns Military Academy in New York, waar hij door zijn medestudenten zonder problemen als Cherokee Indiaan geaccepteerd werd.
Inmiddels was de Eerste Wereldoorlog uitgebroken en in 1916 meldde Long Lance zich als vrijwilliger bij het Canadese leger dat dringend om soldaten verlegen zat voor het front in Frankrijk. De VS waren in die tijd nog neutraal. Ook in het Canadese leger werd hij volledig geaccepteerd als Indiaan. Toen hij na de oorlog met een goede staat van dienst uit het leger kwam, besloot hij dan ook om in Canada te blijven. Hij werd nu voor het eerst als volwaardig mens behandeld. Een terugkeer naar de VS, waar in die tijd in het zuidoosten jaarlijks tientallen negers gelyncht werden, trok hem in het geheel niet. Sylvester was vastbesloten om zijn Indiaanse identiteit kost wat kost te behouden.
In Canada vestigde hij zich te Calgary in de provincie Alberta, ver verwijderd van het racistische zuidoosten van de VS. Wat zijn afkomst betreft, beweerde Long Lance nu een Westelijke Cherokee uit Oklahoma te zijn. Om zijn sociale kansen groter te maken beweerde hij bovendien dat hij geen gewoon soldaat maar officier in het leger geweest was. Al gauw slaagde hij er dan ook in om een baan als journalist bij de Calgary Herald te krijgen. Zijn schrijfstijl bleek erg goed en zíjn verhalen sloegen bij de lezers aan.
In 1921 kreeg hij van de hoofdredacteur de opdracht om een artikel te schrijven over de Blackfoot Indianen op hun reservaat op 60 mijl ten oosten van Calgary. Dit artikel viel in de smaak bij het publiek en Long Lance kreeg nu meer van zulke opdrachten: een artikel over het Sarcee Reserve even ten zuiden van Calgary, en een artikel over het Blood Reserve ongeveer 100 mijl ten zuiden van Calgary. De Blood Indianen zijn een stam van de Zwartvoet Confederatie.
Op het Blood Reserve leerde Long Lance de blanke dominee Middleton kennen, die hem veel over de tradities en geschiedenis van de stam vertelde. Bovendien vond Middleton, nadat Long Lance een positief artikel over de Blood Indianen had geschreven, dat deze als eerbewijs een Zwartvoet naam verdiende. Hij vroeg daarom aan een oude Blood Indiaan, Old Mountain Horse, om de Cherokee oorlogsveteraan Long Lance een Zwartvoet naam te geven.
Tijdens een ceremonie in het oude missiehuis op het reservaat kreeg Long Lance in februari 1922 de naam Buffalo Child. Dit was de naam van een beroemd opperhoofd van de stam, aan wie de herinnering vele jaren na zijn overlijden nog steeds niet verbleekt was.
Chief Buffalo Child Long Lance
In april 1922 vertrok Long Lance naar Vancouver in British Columbia en werd daar journalist bij de Vancouver Sun, een dagblad dat in zijn Indiaanse artikelen geïnteresseerd was. In zijn nieuwe werkkring stelde Long Lance zich voor als Chief Buffalo Child Long Lance uit Calgary.
In de artikelen die hij over de Indianen van British Columbia in de Vancouver Sun schreef, koos Long Lance openlijk partij voor zijn volk en bekritiseerde de blanke politiek van gedwongen aanpassing.
In Vancouver bleef Long Lance echter ook niet erg lang. Eind juli 1922 was hij alweer op weg naar een andere stad, naar Regina in de provincie Saskatchewan. Hier ging hij als journalist voor de Regina Leader werken. Ook hier waren de plaatselijke Indianenstammen zijn voornaamste journalistieke onderwerp.
Het jaar 1922 was voor Long Lance een beslissende tijd in zijn leven. Hij besloot toen namelijk om zijn identiteit opnieuw te veranderen, nl. van Cherokee uit Oklahoma in Blood Indiaan uit Alberta. Als Blood Indiaan Chief Buffalo Child Long Lance, zo schreef Long Lance aan zijn vriend dominee Middleton van het Blood Reserve, zou hij meer voor de Canadese Indianen kunnen doen dan als Cherokee uit de Verenigde Staten.
Werkend voor diverse kranten schreef Long Lance in de daarop volgende jaren zijn artikelen die hij ondertekende als Buffalo Child Long Lance, Chief van de Blood stam van de Zwartvoet Confederatie. Vaak deed hij bovendien in zijn artikelen de feiten meer of minder geweld aan, wanneer dat hielp om het verhaal pakkender of aangrijpender te maken. Op den duur werden zijn loopjes met de waarheid steeds gewaagder, ook in zijn privéleven. Hij vertelde aan iedereen die het maar horen wilde dat hij A full-blooded Indian, a Chief of the Blood tribe of Alberta was (Smith, 1982: 114).
Om zijn band met de Blood Indianen, die van Long Lances escapades nog niets wisten, te verstevigen, deed Long Lance een slimme zet. Hij vroeg een oude gerespecteerde Blood Indiaan, Eagle Speaker genaamd, of hij bloedsbroeder van diens zoon Mike Eagle Speaker kon worden. Tot zijn grote vreugde willigde Eagle Speaker zijn verzoek in. De ceremonie werd in Eagle Speakers tipi uitgevoerd in het bijzijn van drie andere Blood Elders (Spear Chief, Morning Bird en Mike Oka) in juni 1924.
Bij zijn artikelen liet Long Lance nu ook een foto van hemzelf in Blood klederdracht afdrukken. Dit samen met Long Lances bewering een echte Blood Chief te zijn, wekte de afkeuring op van diverse Blood stamleden, die vonden dat Long Lance zijn adoptie door de Blood voor persoonlijke publiciteitsdoeleinden gebruikte c.q. misbruikte. De relatie van Long Lance met een deel van de stam bekoelde daardoor aanmerkelijk.
De pseudo-autobiografie
De combinatie van getalenteerd schrijver/journalist en volbloed Indiaans opperhoofd van de Blood stam trok al gauw de aandacht. Spoedig werd Long Lance her en der uitgenodigd voor het geven van lezingen over Indiaanse onderwerpen, eerst in Canada en later ook in de Verenigde Staten.
Tijdens deze lezingen en in kranteninterviews begon Long Lance steeds roekelozer te liegen over zijn eigen verleden. Met hulp van de kennis die hij over de Indianen van westelijk Canada, met name de Blood en Blackfoot Indianen, opgedaan had, construeerde hij voor zichzelf een vervalst levensverhaal als Blood Indiaan. Het naïeve blanke publiek slikte het allemaal en kon er blijkbaar niet genoeg van krijgen.
Long Lances roem steeg met het jaar, vooral in het oosten van de Verenigde Staten. Het duurde dan ook niet lang of Lang Lance vestigde zich weer in de VS, dit keer als Canadese lndiaan.
In 1927 werd hij door de uitgever van Cosmopolitan Books Corporation uit New York benaderd met de vraag of hij een boek over het leven van een Indiaanse jongen wilde schrijven. Long Lance accepteerde het aanbod. Hij voegde eraan toe dat het niet het verhaal van zomaar een willekeurige Indiaanse jongen zou worden maar het verhaal van zijn eigen jeugd.
Kort daarop vertrok Long Lance naar Alberta waar hij onderzoek deed in de bibliotheek van Calgary en met diverse Blood Indianen gesprekken had, o.a. met Mike Eagle Speaker. Het doel ervan was om betrouwbare informatie te krijgen voor zijn autobiografie. Hij ging tijdelijk in Calgary wonen en schreef daar Long Lance: The autobiography of a Blackfoot Indian Chief dat in 1928 verscheen.
Voor een groot deel was de informatie die dit werk bevat gebaseerd op de jeugdherinneringen van Mike Eagle Speaker en de verhalen die Long Lance van oudere Blood Indianen gehoord had. Deels werden deze verhalen smeuïger gemaakt met verzonnen of verfraaide details. Het werk bevat echter ook een aantal regelrechte onwaarheden en inconsistenties. Bijvoorbeeld: Long Lance werd in 1890 geboren maar beweert dat hij nog de laatste vrije jaren op de Plains en de laatste bizonjacht meegemaakt heeft. Iemand die een beetje de geschiedenis van de Plains Indianen kent, weet dat dit niet waar kan zijn. De Zwartvoetstammen waren al ruim voor Long Lances geboorte op reservaten geplaatst en de laatste bizonkudde in hun gebied werd ook ruim voor Long Lances geboorte uitgeroeid.
Ondanks deze minpunten moet toch gezegd worden dat het boek merendeels bestaat uit een vrij accurate beschrijving van de traditionele Blood levenswijze aan de vooravond van het reservaatleven. De leugen bestaat voornamelijk hieruit dat Long Lance de herinneringen van anderen voor zijn eigen herinneringen heeft uitgegeven, dat hij dus met andermans veren is gaan pronken. Bovendien verdiende Long Lance met deze pseudo-herinneringen een aardige som geld (die hij trouwens ook weer snel kwijt was). Het boek verkocht goed en zelfs antropologen van naam waren vol lof erover (waarschijnlijk wisten die niet dat Long Lance pas in 1890 geboren was en dit alles niet meegemaakt kon hebben).
Na het succes van zijn autobiografie werd Long Lance nog meer dan voorheen een salonleeuw in de societykringen van New York. Iedereen wilde wel dat beroemde opperhoofd op zijn party hebben.
Vergankelijke roem
De uitgever had een exemplaar van Long Lances boek naar Burke, de Commissioner van het Bureau of Indian Affairs in Washington DC gestuurd.
Waarschijnlijk hoopte hij op een lovend commentaar dat dan voor promotiedoeleinden gebruikt zou kunnen worden. Burke echter ging de achtergrond van Long Lance na en kwam er achter dat hij helemaal geen Blood Indiaan was. Perry Little Dog, de tolk van de Blood Indian Council, schreef Burke in antwoord op diens vraag naar de identiteit van Long Lance: … we never saw or heard a thing about Buffalo Child Long Lance until the winter of 1922. .. He was our guest, and then was given the name of Buffalo Child by one of the older members of our tribe. He is not a Blood Indian, and has no tribal rights in the Reserve. We have heard he was a Cherokee Indian, but do not know definitely who he is and where he came from (Smith, 1982: 161). Burke schreef daarom een korte brief terug aan de uitgever waarin hij het werk als fiction karakteriseerde zonder verder commentaar op de inhoud te leveren.
Weldra kreeg Long Lance er lucht van dat er een onderzoek naar zijn identiteit en afkomst lopende was. Hierdoor raakte hij danig van zijn stuk. Er bood zich echter een gelegenheid om de situatie te ontvluchten via een uitnodiging om de hoofdrol te spelen in de film Silent Enemy, die over de traditionele levenswijze van de Ojibwa Indianen van Canada handelde. De opnames vonden plaats in Canada en op die manier kon hij langere tijd weg uit New York. Bovendien had hij het geluk dat de resultaten van het onderzoek naar zijn afkomst de pers (nog?) niet ter ore gekomen waren.
Long Lance had gedurende de opnames van Silent Enemy de tijd om een nieuwe oorsprongsmythe te verzinnen. Hij beweerde nu een Blood Indiaan te zijn die op jeugdige leeftijd als wees door Cherokee Indianen geadopteerd was. Zijn medehoofdrolspeler Chauncey Yellow Horse, een oudere Sioux Indiaan uit Montana, had echter ook zijn twijfels over Long Lances beweerde identiteit. En ook hij ging discreet informatie inwinnen nadat de filmopnames beëindigd waren.
Long Lance, die van dit alles nog geen weet had, keerde na het maken van de film terug naar New York en stortte zich weer in het lezingencircuit en Societywereldje. In februari 1930 wist Yellow Robe voldoende om Chanler, de juridisch adviseur van de film Silent Enemy, te kunnen mededelen dat Long Lance over zijn identiteit gelogen had. In eerste instantie kon Lance zich nog met succes verdedigen met zijn nieuwe verzinsel over de adoptie door Cherokee Indianen. Na een detective onderzoek in zijn geboorteplaats, dat in opdracht van Chanler plaatsvond, kwam echter aan het licht dat Long Lance geen volbloed Indiaans opperhoofd van de Blood stam uit Canada was, maar een Indiaan van gemengd Indiaans-blanke afkomst uit North Carolina, VS. Chanler besloot de zaak in de doofpot te stoppen, want het uitkomen van de waarheid over Long Lance zou de verkoop van de film geen goed doen. Wel stelde hij als voorwaarde dat Long Lance zou ophouden met het zich uitgeven voor Blackfoot c.q. Blood Indiaan.
Desondanks begonnen in New York geruchten te circuleren waarin Long Lances identiteit in twijfel getrokken werd en waarin het vermoeden werd uitgesproken dat hij van gedeeltelijke negerafkomst was. Hoewel de bewijzen voor deze beweringen ontbraken, deden deze geruchten Long Lance allesbehalve goed. Long Lance die voorheen drank noch tabak aanraakte werd nu een overmatig gebruiker van beide.
Het einde
In de 1oop der jaren had Long Lance talrijke kortstondige relaties met vrouwen gehad. In deze kritieke periode in zijn leven raakte hij echter verliefd op een blank meisje, Bessie Clapp, met wie hij had willen huwen. Toch beëindigde hij ook deze relatie. Naar alle waarschijnlijkheid was Long Lance bang dat zijn leugens over zijn afkomst aangetoond zouden worden en wilde hij zijn geliefde deze vernedering besparen. Hij verzon een laatste leugen om de gevoelens van het meisje zoveel mogelijk te sparen: hij vertelde dat hij al verloofd was en dat hij als Indiaan een eenmaal gegeven woord niet kon breken hoe zeer hij ook wilde.
De breuk met Bessie Clapp moet Long Lance zwaar getroffen hebben, gezien hetgeen gebeurde nadat zij hem op 17 of 18 februari 1932 belde om te vertellen dat ze een ander gehuwd had, maar dat ze zoveel liever met Long Lance getrouwd was als hij maar vrij was geweest. De volgende dag namelijk, in de avond van 19 februari 1932, schoot Chief Buffalo Child Long Lance, alias Sylvester Cahuska Long Lance, alias Sylvester Clark Long, zich een kogel door het hoofd met een .45 kaliber colt. De jongen van weleer, die had gedroomd van een leven dat hem zelfrespect en achting van zijn medemensen zou kunnen geven, was aan het einde van zijn weg gekomen.
Epiloog
Bovenstaande laat er geen twijfel over bestaan dat Nooit meer zwerven geen authentieke autobiografie is. Dit wil niet zeggen dat het boek daarmee een waardeloos product is geworden.
Long Lance mag dan wel een (tragische) bedrieger zijn geweest, zijn boek is grotendeels geen bedrog. Het merendeel van de hierin vermelde gebeurtenissen berust op waarheid. Het is alleen zo dat Long Lance ze niet zelf heeft meegemaakt.
Dit alles roept een vergelijking op met een andere bedrieger, Jamake Highwater, die in de jaren zeventig en begin tachtig furore maakte als auteur van zeer succesvolle boeken over Indiaanse onderwerpen. Vooral zijn boek The primal mind (Highwater, 1981) werd zeer positief ontvangen, ook door diverse Indiaanse traditionalisten.
Highwater beweerde indertijd van gemengde Blackfoot (Blood) en Cherokee afkomst te zijn. Merkwaardig genoeg zijn dat exact de twee stammen die ook Long Lance gebruikte om zijn Indiaanse identiteit te valideren. Het lijkt daarom de moeite waard om eens uit te zoeken of Highwater misschien door de Long Lance affaire geïnspireerd is geweest bij zijn maskerade. Hoe het ook zij er is in ieder geval één wezenlijk verschil tussen Long Lance en Highwater. Laatstgenoemde was namelijk helemaal geen Indiaan, maar de zoon van Griekse immigranten. Zijn ware naam was Gregory J. Markopoulos (voor meer informatie, zie Adams, 1984). Bovendien bleek later dat Highwater veel van zijn Indiaanse wijsheid in iets gewijzigde bewoordingen regelrecht van andere auteurs gestolen had.
Feit is dat beide affaires de Indiaanse zaak geen goed hebben gedaan. Zowel Long Lance als Highwater waren auteurs wier boeken over Indianen bij het blanke publiek erg in de smaak vielen. Op die manier leverden zij een belangrijke bijdrage aan een positievere beeldvorming over de Indianen bij het grote publiek. Hun ontmaskering heeft echter bij degenen die het nieuws vernamen het effect van een koude douche gehad en bij velen de belangstelling voor Indiaanse zaken danig bekoeld.
Het is mijn hoop dat de lezers van dit artikel deze fout niet zullen maken. Het verhaal van Long Lance is namelijk niet primair het verhaal van leugens en bedrog. Op de eerste plaats is het de tragiek van een begaafd mens van gemengde raciale afkomst, die gevangen zat in een racistische omgeving en die in een bijna geslaagde ontsnapping uit deze situatie wegen heeft ingeslagen die hem uiteindelijk tot over de rand van de afgrond voerden.
Bibliografie
Adams, H. (1984). The Golden Indian. Akwesasne Notes, 16 (4), 10-13. Berry, B. (1963). Almost white. London: Collier-McMillan Ltd.
Buffalo Child Long Lance (1983). Nooit meer zwerven: Herinneringen. Haarlem: De Knipscheer.
Chief Buffalo Child Long Lance (1928). Long Lance: The autobiography of a Blackfoot Indian chief. New York: Cosmopolitan Book Corporation.
Highwater, J. (1981). The primal mind: Vision and reality in Indian America. New York: Harper & Row.
Lauber, A.W. (1913). Indian slavery in colonial times within the present limits of the United States. New York: Columbia University Press. (Herdruk: New York, AMS Press 1969).
NANAI Notes (1989). Nooit meer zwerven, deel 1. NANAI Notes, 15 (7), 9-12.
Smith, D.B. (1982). Long Lance: The true story of an impostor. Toronto: Macmillan of Canada.
Wojciechowski, F.L. (1988). De Haliwa-Saponi Indianen van North Carolina. De Kiva, 25, 126-132.
Uit: De Kiva, 1989, jaargang 26, nr. 4, © Stichting De Kiva