Kootenay-familie in 1907. Foto: J.R. White. Bron: Wikimedia Commons, publiek domein. Library of Congress, Washington, D.C. (neg. no. LC-USZ61-119219)
De Kootenay of San’ka, volk van het water
Door Ben Teurlings
De Kootenay (Kutenai of Ktunaxa) zijn een Indiaans volk met een eigen taal die niet verwant is met andere taalgroepen. Lang geleden werden ze door hun vrienden de Nez Perces en andere Salish-volken San’ka, ‘Volk van het water’ genoemd, omdat ze met kano’s de rivieren en meren bevoeren. Deze unieke steurneuskano’s werden traditioneel gemaakt van zes verschillende houtsoorten, nl. berken-, pijnboom-, ceder-, esdoorn-, kersen- en sparrenhout. Hoe dan ook, tegenwoordig worden ze van een verbinding van hout en canvas gemaakt.
Men denkt dat de Kootenay-lndianen in vroegere tijden de noordelijke prairiën bewoonden en nadien door o.a. hun vijanden de Blackfoot-Indianen en ziekten de bergen ingedreven zijn. Daarbij ontstond er een splitsing in twee divisies die verschilden in karakterkenmerken, gewoonten en gebruiken.
Steurneuskano van de Kootenay in The Nelson Museum. Foto: Ellen McDonald. CC BY-NC-ND 2.0.
De Upper-Kootenay leefden in het noorden van de tegenwoordige provincie Brits-Columbia (Canada) en waren traditioneel een woud- en bergvolk. Indien het noodzakelijk was, verlieten zij hun leefgebied en gingen via bergpassen naar de prairiën van de provincie Alberta (Canada) om bizons te jagen. Hierbij kwam het dikwijls tot oorlog met de Blackfoot-Indianen, die ze Sahantla (slecht volk) noemden. Door de Blackfoot van giften te voorzien, verkregen ze soms toestemming om bizons te gaan jagen. Alhoewel de Kootenay-lndianen geen oorlogszuchtig volk waren, moesten ze zich toch wel op zijn tijd verweren tegen de Blackfoot-confederatie, de Crees en de Assiniboines. De Upper-Kootenay of Skalsi’ulk-volk hebben hierdoor grotendeels de levensstijl van de prairie-Indianen overgenomen en leefden in kegelvormige tipi’s, droegen leren kleding, hadden een veren hoofdtooi en dansten o.a. de zonnedans.
Op hun tochten door de Rocky Mountain-passen namen de Kootenays rode oker uit de Paint Pots van het tegenwoordige Kootenay Nationaal Park mee naar huis. Deze heuvels van ijzeroxide, die een heldere, roestige kleur hadden, lagen rondom de afvoerkanalen van drie koude minerale bronnen. De rode oker werd door de Indianen gezuiverd, gekneed met water, gevormd tot ballen zo groot als een walnoot en hierna tot koeken afgeplat. Daarna werden ze op een vuur gebakken en nadien op de grond tot poeder gestampt. Dit poeder werd gebruikt voor oorlogsbeschilderingen, om tipi’s en kleding te beschilderen en voor het maken van rotsschilderingen. Ook deden ze proeven om het als medicijn te kunnen gebruiken en het had een functie bij de ceremoniën van de stam.
Het rode poeder was ook een ruilmiddel voor zakken zout uit het Zoutmeergebied in de staat Utah. Ze dreven namelijk handel met o.a. de Nez Perces en Utes.
Door dit handelsnetwerk kregen de Kootenays paarden en werden ze bedreven ruiters. Met de jaren groeide het aantal paarden uit tot grote kuddes van duizenden dieren die ze nog tot ongeveer 1950 konden behouden. Hierna werden ze grotendeels gevangen of gedood, omdat ze volgens het Ministerie van Wouden zorgden voor overbegrazing.
De Kootenay-Indianen woonden in een wildrijk gebied, waar veel herten, elanden, bighorn- en bergschapen en klein wild voorkwamen. Ze vingen vis, plukten bessen, verzamelden wortels en handelden in beverbont.
De Lower-Kootenays verbleven meer in het Amerikaans-Canadees grensgebied van de provincie Brits-Columbia en de staten Washington, Idaho en Montana. Zij leefden in grashutten, verplaatsten zich met kano’s en droegen geweven biezen kleding. Vergeleken met de Upper-Kootenays waren zij primitiever. Ze gebruikten nog stenen hamers en waren erg verslaafd aan de oude vormen van gokken. Het centrum van alle zes Kootenay-stamgroepen lag in Tobacco-Plains, een door bergen omringde vallei aan de westelijke voet van de Rocky Mountains gelegen, precies op de Amerikaans-Canadese grens. Een paar keer per jaar kwamen alle Kootenays in dit centrum bij elkaar voor religieuze feesten en speciaal voor hun versie van de wijdverspreidde uitoefening van de zonnedans.
De Kootenays hadden ook vision quests, tabaksverering, een Grizzly Beerdans, een mid-winterfestival, een Blauwe Gaaiendans, een oorlogsdans en andere sociale en ceremoniële activiteiten. Ze kenden verschillende genootschappen en hadden voor al deze groepen speciale onderkomens, zoals de Crazy Dog Society, de Crazy Owl Society en de Shamans Society. Deze groepen hadden alle vaststaande verantwoordelijkheden in de Kootenay gemeenschap en lidmaatschap van een groep betekende verplichtingen in oorlog, tijdens de jacht en sociale en maatschappelijke dienstverlening in de Kootenay-samenleving.
In het gebied van de Lower-Kootenay-Indianen rondom Libby (Noordwest-Montana) bevindt zich de Pipe-Creek steengroeve. Deze steengroeve bevat zachte, veelkleurige stenen die ze gebruikten om de koppen van hun pijpen te vervaardigen, die ze tijdens hun ceremoniën rookten. De Pipe Creek steengroeve was de beste in Kootenay-country met stenen in de kleuren rood, zwart, groen, geel, grijs of gestreept, waardoor veel omringende volken dit gebied bezochten. De meer dan 30 cm lange pijpstelen waren gemaakt van hout, dat een krachtige binnenwand had, zodat het gemakkelijk te boren of te verwijderen was. Wilg, esp
en kersenhout kwamen hiervoor in aanmerking. Lang geleden kweekten de Kootenays zelf een soort tabak dat echter door de komst van de blanken vervangen werd door hun echte tabak. De Kootenay-Indianen kwamen pas laat in contact met de blanken.
In het najaar van het jaar 1800, maakte de ontdekkingsreiziger David Thompson contact met de stam en nam een handelsdelegatie van hen mee naar Rocky Mountain House, ten westen van de hedendaagse Canadese hoofdstad Edmonton (Alberta). Dezelfde D. Thompson nam in 1807 met drie man en een Indiaanse gids een bergpas door de Rocky Mountains en bouwde aan de westkant van de Columbia-rivier bij het Windermere-meer Kootenay House.
In 1808 reisde hij door het gehele Kootenay-gebied en bij Bonner’s Ferry (Noord-Idaho) vond hij een kampement van de Kootenay- en Flathead-Indianen. In de jaren die volgden dreef hij handel in bont met hen, maar toen hij probeerde om in 1810 wapens en munitie naar de Kootenays te brengen, werd hij tegengehouden door krijgers van de Blackfoot-Confederatie. Uiteindelijk wist hij hen te ontlopen en vond toen een andere bergpas, de Athabascapas, waar hij met hondensleeën tot eind december doorheen kon komen.
Ook de beroemde Belgische katholieke priester Father De Smet ontmoette in 1842 voor het eerst de Kootenays aan het prachtige Flathead-meer en in 1857 kregen ze hun eerste kerk te Fort Kootenay. Hierna kwamen meer missionarissen en kolonisten hun gebied binnenstromen. In 1863 werd er op hun grondgebied goud gevonden, wat tot 1869, toen het goud op was, tot een invasie van gelukzoekers leidde. Hierna verdwenen de meeste blanken weer, alleen wat Chinezen bleven achter. Maar dat duurde niet lang. Meer en steeds meer landhongerige kolonisten kwamen Kootenay-land bekijken. Er ontstonden scholen en er kwam een treinverbinding, wat zorgde voor nog een grotere toestroom. Onder dwang moesten de Kootenays uiteindelijk hun grondgebied afstaan en kregen zij reservaten toegewezen. In 1887 hadden de Kootenays kleine farms met koeien en paarden, leefden nog van de jacht en hadden werk bij de plaatselijke kolonisten, Ondanks dat er districtsscholen kwamen, de afname van pelsdragende diersoorten merkbaar was en er steeds maar meer blanken kwamen, probeerden de Kootenays zoveel mogelijk hun oude tradities te bewaren.
Kamp van Kootenay-vissers nabij Skookumchuck-rivier, een zijrivier van de Upper Kootenay-rivier, 1908. Publiek domein. Credit: Freshwater and Marine Image Bank.
Tegenwoordig wonen de Kootenays in het Kootenay-reservaat (Boundery County) in de staat Idaho, in het Salish & Kootenay-reservaat in de staat Montana (Flathead, Lake, Missoula en Sanders Counties) en in de Canadese provincie Brits-Columbia te Grasmere, bij de industriestad Cranbrook, bij Columbia Lake en Invermere. De totale Kootenay-bevolking wordt geschat op zo’n 2000 zielen. De Kootenays zijn lid van de Upper-Columbia United Tribes Organization en de Affiliated Tribes of Northwest Indians.
Inkomstenbronnen zijn tegenwoordig het toerisme, want ze beheren een vakantieboerderij, campings, winkels in keramiek en kunstnijverheid en het Kootenay Inn Casino/Best Western Restaurant (Bonners Ferry, Idaho). De Kootenays hebben veehouderijen, musea, de Ktunaxa Tipi Company, de JN Ranch bij Windermere (Canada) om tochten te paard onder leiding van gidsen door de Rocky Mountains te maken.
Bezienswaardigheden in Kootenay-country:
- De Paint-Pots in het Kootenay Nationaal Park, gelegen langs highway 93 in Vermillion Pass ten noorden van de plaats Radium Hot Springs, Canada. Info: Canadian Parks Service, Box 220, Radium Hot Springs B.C., VOAI MO (604)347-9615
- Tipi Camp pilot Bay (juli/augustus) bij Nelson (Canada). Deze campingplaats bestaat al 2.500 jaar! Hier worden non-profit programma’s in kleding maken gedaan (op natuurbasis), met de hulp van stamoudsten en genezers.
- Fort Steele Heritage Town, 17 km ten noordoosten van Cranbrook (Canada). Museum (juli/augustus), de beroemde Kootenay-kano is hier te bezichtigen en men heeft er mooi kralen- en leerwerk.
- De Kootenay Tribe Fish Hatchery (Bonners Ferry, ldaho). Deze viskwekerij van witte steurs, grote prehistorisch uitziende vissen (20.000), is de moeite van een bezoek waard.
- Te Pablo (Montana, VS): Sqelix’u Aqlcmaknik Cultureel Centrum, Kwa Taq Nuk Resort aan de South Shore van het Flathead Lake, de Camas Hot Springs Spa, een wildernis recreatiecamping. Eind juli is de Standing Arrow Powwow.
- The St. Mary’s, twee km ten noorden van Cranbrook (BC, Canada), aparte St. Eugene Mission-kerk te bezichtigen en tevens de oude school uit 1912. Kunstwinkels, Ktunaxa 1 nterpretive Centre, een Native Women’s Arts & Crafts Cooperative dat ook dienst doet als het hoofdkwartier van het Kootenay Eco-museum.
- Bonners Ferry (Kootenay Reservaat, niet erkend) mid-juni Powwow.
Kootenay Notities:
- De Kootenay-lndianen waren verbonden met de Flatheads en Kalispel Pend Oreilles-volken door gezamenlijk gebruik van hun grondgebied en gemengde huwelijken.
- De traditionele kennis van de Kootenays over hun grondgebied is absoluut opmerkelijk en uniek.
- De Shuswap-Indianenstam is in politiek opzicht een onderdeel van de Kootenay-natie en wordt ook Kinbasket-volk genoemd.
- De Lower-Kootenay ontwikkelden een speciale kennis op het gebied van waterbronnen om de overleven. De traditionele kennis omvat vis- en watervogel voortplanting en ook het gebruik van planten en waterbeheersing.
- Al meer dan 10.000 jaar bewonen de Kootenay-Indianen het Columbia stroomgebied.
- De Kootenays waren beroemd om hun mooie, schone, witte gewaden.
Kootenay-vrouw, circa 1910. Foto: Edward Curtis. Bron: Wikimedia Commons, publiek domein.
Literatuur:
- Hunter, Troy (2000), Cultural ecotourism-Ktunaxa style, Windspeaker’s Guide to Indian Country, Edmonton, Canada.
- Coull, Cheryl (1996), A traveller’s guide to Aboriginal B. C., Whitecap Books, Vancouver/Toronto, Canada.
- Turney-High, Harry Holbert (1998), Ethnography of the Kutenai, Ye Galleon Press, Fairfield, Washington, USA.
- Wolf, Adolf & Beverly Hungry (1989), Indian Tribes of the Northern Rockies, Good Medicine Books, Skookumchuck, BC Canada.
- Halliday, Jan & Chehak, Gail (1996), Native Peoples of the North West, Sasquatch Books, Seattie, Washington, USA.
- Kramer, Pat, Native Sites in Western Canada, Altitude Publishing Canada Ltd. Canmore, Alberta, Canada.
- Pritzker, Barry M. (1998), Native Americans, an encyclopedia of history, culture and peoples, volume 1 ABC-CLIO, Inc. Santa Barbara, CA, USA.
- Tiller, Veronica & Velarde (1996) Tiller’s Guide to Indian Country, Bow Arrow Publishing Company, Albuquerque, NM, USA.
Uit: De Kiva, 2009, jaargang 46, nr. 4, © Stichting De Kiva