Mi'kmaq openingsfoto
Voorbeeld van het Mi’kmaq-schrift, het Ave Maria, 1866. Bron: Wikimedia Commons, publiek domein.

De Mi’kmaq-Indianen van Canada en hun verdwenen schrift

Door Peter Bakker

De Mi’kmaq-Indianen wonen langs de oostkust van Canada. Ze hebben er zo lang geleefd als ze zich kunnen herinneren, en de oudste archeologische overblijfselen in de regio zijn 11.000 jaar oud. Hun taal behoort tot de wijdverspreide Algonkin-taalfamilie. Deze taalfamilie beslaat een groot gebied en reikt in het westen naar de Rocky Mountains en zuidelijk tot Virginia aan de Amerikaanse oostkust. Het is de geografisch meest verspreide taalfamilie in Noord-Amerika. Vanuit hun taal zijn enkele woorden in Europese talen terecht gekomen. Ook het eigen schrift van de Mi’kmaq verdient onze belangstelling.

Mi’kmaq-woorden in Europese talen

Mi’kmaq wordt alleen in Canada gesproken, maar nauw verwante talen bevinden zich in de Verenigde Staten, bijvoorbeeld Maliseet-Passamaquoddy. Bovendien bevindt zich ook een deel Mi’kmaq-immigranten in Boston; ze zijn daar als bouwvakkers terechtgekomen.

Er is tenminste één woord in het Nederlands dat van de Mi’kmaq afstamt en dat is het woord ‘kariboe’, voor het Noord-Amerikaanse rendier. In het Mi’kmaq betekent het ‘schraper’. Als er sneeuw op de grond ligt, dan schrapen de kariboes met hun hoeven op zoek naar voedsel onder de sneeuw. In andere Algonkin-talen gebruikt men atihk voor hetzelfde dier.

De Mi’kmaq behoorden tot de eersten in Noord-Amerika die in contact met de Europeanen kwamen. De eerste Europese taal die deze Indianen leerden, was het Baskisch. Baskisch is een taal die niet verwant is met andere talen, je zou kunnen zeggen een inheemse taal van Europa. De Basken leven in Noordwest-Spanje en Zuidwest-Frankrijk. Elk jaar vanaf het begin van de zestiende eeuw bezochten Baskische walvisvaarders en kabeljauwvissers de overzijde van de Atlantische Oceaan met honderden schepen en daar ontmoette men onder andere de Mi’kmaq-Indianen. Het was natuurlijk niet vloeiend Baskisch dat werd gebruikt in deze contacten, maar een Baskisch-Mi’kmaq handelstaal, met veel vereenvoudigingen.

In de huidige Mi’kmaq-taal zijn ook vandaag de dag nog enkele Baskische leenwoorden te vinden, zoals elegewit ‘koning’ van Baskisch errege (op zijn beurt een leenwoord uit het Latijn rex, rege) en atlei ‘overhemd’, van atorra; de Basken verhandelden onder andere kleren met de Indianen van de Oostkust.

Er zijn ook enkele woorden in het Canadees Frans terechtgekomen die oorspronkelijk in de Mi’kmaq-Baskische handelstaal gebruikt werden. Het Frans-Canadese woord Tabagie betekent nu een winkel waar onder andere tabaksproducten verkocht worden, maar het werd oorspronkelijk gebruikt voor een ceremonie of een gebouw waar men samenkwam. Een ander voorbeeld is orignal, wat in Canadees Frans gebruikt wordt voor een Noord-Amerikaanse eland (Engels: ‘moose’), terwijl Noord-Amerikaans Engels het woord voor eland heeft geleend van het Ojibwe (mooz) een andere Algonkin-taal (ter vergelijking: in het Cree zegt men mooswa).

Verschillen tussen Mi’kmaq en andere Algonkin-talen

Sommige woorden in het Mi’kmaq zijn zeer verschillend van de andere Algonkin-talen. Waarschijnlijk is dat zo, omdat ze een woordtaboe hadden. Dan moeten de sprekers woorden vervangen, bijvoorbeeld als een woord in de taal lijkt op de naam van iemand die gestorven is. Dat komt voor in verschillende delen van de wereld. Hoe zou dat in het Nederlands werken? Bijvoorbeeld, wanneer een man genaamd ‘Peer’ doodgaat, kun je niet meer het woord voor deze vrucht gebruiken. Dan moet je een ander woord gebruiken, bijvoorbeeld ‘birne’ uit het Duits, of een beschrijving, zoals ‘zoetappel’ of ‘langwerpige’. En als de gemeenschap klein is, kan dat leiden tot snelle taalverandering. En zoiets heeft waarschijnlijk in het Mi’kmaq plaatsgevonden. Terwijl het woord voor ‘vrouw’ iskweew is in de verwante talen Cree en Innu (vandaar het woord squaw), gebruiken de Mi’kmaq het woord epit en dat betekent letterlijk ‘zitter’ of ‘iemand die thuis is’, terwijl het woord voor ‘man’ eigenlijk ‘roeier’ betekent. Het oorspronkelijke Algonkin-woord voor ‘man’ is nog steeds in gebruik in het Mi’kmaq, maar alleen voor sommige mannelijke dieren. Dit verklaart ook het unieke Mi’kmaq-woord voor ‘rendier’.

Hoewel Mi’kmaq-Indianen het langst in contact zijn geweest met Europeanen, is hun taal in veel betere conditie dan veel andere Indiaanse talen. Er zijn nog een aantal kinderen die de taal als hun eerste taal leren, maar op sommige reservaten, vooral in het zuidelijke deel van Mi’kmaq-land, is de taal echter al vrijwel volledig verdwenen. Geschat wordt dat ongeveer 9.000 van de 40.000 Mi’kmaqs de taal spreken.

Mi’kmaq-schrift

Het is niet algemeen bekend dat de Mi’kmaq-Indianen ook hun eigen schrift hadden. De missionarissen die beweerden het te hebben uitgevonden, hebben zelf gezegd dat ze deels waren geïnspireerd door de tekens die de Indianen zelf gebruikten. Sommige van de tekens zijn duidelijk geïnspireerd door Europese letters (maar met een geheel andere uitspraak), of ze zijn christelijke symbolen – het werd meest voor religieuze literatuur gebruikt. Aan het einde van de 20e eeuw, waren er nog een paar oudere Indianen die het schrift konden lezen. Het wordt gelezen als ons schrift, van links naar rechts.

Dit schrift is uitzonderlijk op verschillende gronden. Het is vooral een beeldschrift, waarbij elk teken een betekenis symboliseert, zoals in het Chinese schrift. De Mi’kmaq-taal heeft heel veel uitgangen, bijvoorbeeld (net als –en in Nederlands ‘dier-en’ of ‘wandel-en’), maar vreemd genoeg staan deze verbuigingen in het schrift vóór de woorden. Dit kunt u zien, bijvoorbeeld in beide laatste woorden in de onderste twee regels: het driehoekje en de golfjes.

 

micmac

Er zijn een aantal schriftelijke werken over de Mi’kmaq, bijvoorbeeld een biografie van Chief Membertou, één van de eerste die zich bekeerde tot het katholieke geloof. Het was niet zo lang geleden dat de Mi’kmaq 400 jaar Christendom vierden in hun gemeenschap.

De taal

De Mi’kmaq-taal klinkt niet zo heel verschillend van de gemiddelde Europese taal. Hier kunt u een kort verhaal horen op het internet: http://www.mikmaqonline.org/story/amaljugw-mp3.html

Er is ook een groot online woordenboek waar u een woord in het Engels kunt typen en het dan hoort in het Mi’kmaq.

Mi’kmaq-woorden kunnen erg lang zijn en hun betekenis is niet altijd zoals we gewend zijn van de Europese talen. Soms zijn ze een beetje als schilderijen. Bijvoorbeeld gawasgisma’sit “ze draait zich om, terwijl ze ligt”. En aligjo’gwet betekent “hij loopt rond met uitpuilende billen” of “hij zit gehurkt met zijn achterzijde omhoog”.

Als je in het Nederlands zegt ‘komen’, dan betekent de uitgang <en> dat het onderwerp meervoud is en niet hij/zij, maar je weet niet of het ‘wij’, ‘jullie’ of ‘zij’ zijn die komen. Daarom moet je in het Nederlands een persoonlijk voornaamwoord gebruiken: ik eet, hij eet, wij eten. In een taal als het Spaans, Latijn of Italiaans gebruiken ze een achtervoegsel, bijvoorbeeld edio “Ik eet” edit “hij eet” edimus “wij eten”. Ook in het Mi’kmaq zit al die informatie in het werkwoord en de werkwoorden hebben ook uitgangen: mijisi “ik eet”, mijisit “hij eet”, maar “wij eten” is een beetje anders. ‘Wij’ kan namelijk betekenen: ‘jij en ik’, ‘ik en hij /zij’ en ook ‘ik en jij en hij/zij’. De Mi’kmaq-taal gebruikt verschillende vormen voor “wij eten”: mijisek “jij en ik eten”, mijisultiek “Ik en de anderen eten (maar jij niet), en mijisulti’k “ik, jij en de anderen eten”. Waar het Nederlands zes verschillende vormen heeft van het werkwoord ‘eten’ (eten, eet, at, aten, gegeten, etende), heeft het Mi’kmaq een ongelooflijke verscheidenheid aan vormen, zeker een paar honderd!

Evidentialiteit: waar komt je informatie vandaan?

Wanneer de Nederlanders spreken over een huis dat groot is, dan zeggen ze gewoon “het huis is groot”. Maar in het Mi’kmaq moet je altijd aangeven of je het zelf kunt zien of dat je het van andere mensen hebt gehoord.

Meski’k “het huis is groot” (en ik kan het op dit moment zien).

Meski’kek “het huis is groot” (maar ik kan het nu niet zien, ik zag het gisteren zelf).

Meski’kp “het huis is groot” (en ik weet dat, omdat ik er heb gewoond / er ben geweest) (uit de eerste hand)

Meski’ks “het huis is groot” (ik heb het gehoord van iemand anders, maar ik ben er niet geweest / heb het nooit gezien) (kennis uit de tweede hand, of een bewering)

Men moet daarom altijd aangeven of je iets hebt gezien, of het van anderen hoorde. Taalkundigen noemen dit verschijnsel ‘evidentialiteit’. In het Nederlands kunt u soms woorden gebruiken als ‘blijkbaar’, ‘schijnbaar’ waar de Mi’kmaq verschillende uitgangen op hun werkwoorden moeten gebruiken.

En die uitgangen kunnen natuurlijk ook samen met het woord voor ‘eten’ gebruikt worden. Veel Indiaanse talen, maar ook talen van Nieuw-Guinea en de Himalaya, zijn net zo complex op dit gebied.

Indiaanse talen zijn fascinerend, omdat ze zo verschillend zijn van Europese talen en ons dingen leren over de enorme mogelijkheden van de menselijke geest. In de komende nummers van de Kiva volgen meer voorbeelden.

Uit: De Kiva, 2015, jaargang 52, nr. 3, © Stichting De Kiva