Sioux Chiefs, 1905. Foto: Edward S. Curtis. Bron: Pixabay, publiek domein.

De rituelen van de Lakota Indianen

Door: Julio Punch

Inleiding

Een van de voornaamste taalfamilies bij de Indianen van Noord-Amerika is de Souiaanse taalfamilie. Deze taalfamilie bevat vijf verschillende subfamilies. Eén daarvan bevat drie talen: de zogeheten Lakota, Dakota en Nakota talen. Deze talen worden gesproken door enerzijds een Indianenstam die Assiniboine wordt genoemd en anderzijds door een volkenbond die in het Lakota Oceti Shakowin wordt genoemd, wat ‘Zeven Haardvuren’ betekent. De blanken spreken ook wel van de ‘Great Sioux Nation’. De Oceti Shakowin bestaat uit zeven stammen. Eén daarvan wordt Teton Sioux genoemd, waarbij Teton is afgeleid van Titowan wat waarschijnlijk ‘prairiedorp’ betekent. Deze stam noemt zichzelf Lakota wat ‘bondgenoten’ betekent en spreekt de gelijknamige Lakotataal.

Geschiedenis

Over de geschiedenis van de Lakota’s van voordat zij in het prairiegebied terechtkwamen is weinig bekend. Sommige historici situeren de Lakota’s voor de komst van Columbus in de valleien van de Ohio-rivier in de huidige staat North Carolina. Door noordwaarts de Mississippi en Ohio-rivieren te volgen kwamen zij in de wouden van Minnesota terecht, naar alle waarschijnlijkheid probeerden zij zo de wrede Irokezen te vermijden. In de wouden van Minnesota leefden de Lakota’s van zowel de jacht als de landbouw en woonden in met boombast bedekte hutten die qua vorm weinig verschilden van de veel bekendere tipi’s. De Lakota’s werden uit de wouden van Minnesota verdreven door hun vijanden de Chippewa Indianen die via de Fransen eerder de beschikking hadden gekregen over vuurwapens. In de latere decennia van de zeventiende eeuw kwamen de Lakota’s in het prairiegebied terecht waar zij de beschikking kregen over het paard. En toen ontstond het stereotype dat bijna iedereen van Indianen heeft: met verentooien uitgedoste krijgers die over de prairie galopperen, iets wat in werkelijkheid slechts een hele korte etappe uit de geschiedenis is geweest.

De Lakota’s leefden nomadisch. Het grootste gedeelte van het jaar trok men met paard en tipi achter de bizonkuddes aan. De Amerikaanse bizon was verreweg het belangrijkste dier voor de prairie Indianen, men was op dit dier aangewezen voor zowel voedsel, kleding als onderdak. Dit patroon werd alleen hartje zomer onderbroken, dan kwamen de Lakota’s bijeen in grote kampementen. Dit had verschillende redenen: politiek (in deze periode bespraken de leiders de plannen voor het komende jaar), sociaal (oude vriendschappen werden in ere hersteld en nieuwe werden er gesloten) maar bovenal religieus want in deze periode werd de Zonnedans gehouden.

Wakan-Tanka

Wakan-tanka was het belangrijkste en meest centrale concept van de Lakota-religie. Wakan betekent letterlijk heilig en Tanka groot. De meest gebruikte vertaling van Wakan-Tanka is Grote Geest. Andere vertalingen zijn ook wel het Grote Mysterie of de Grote Onbegrijpelijkheid. Wakan-Tanka was een goddelijk wezen of een collectief van goddelijke wezens dat alhoewel vaak als een eenheid aanbeden werd wezenlijk verschilt van het godsbegrip zoals wij dat uit het christendom kennen. Wakan-Tanka was de schepper van het universum, maar was tegelijkertijd belichaamd in het universum. Zodoende hadden alle natuurlijke levensvormen iets van deze fundamentele levenskracht in zich.

De natuur

De heiligheid van de natuur is volgens sommigen een van de meest karakteristieke kenmerken van Indiaanse spiritualiteit. Alle natuurlijke levensvormen waren voor de Indianen bezield en zodoende objecten van verering. De Indianen spraken dan ook niet zo zeer over de bizons of de wolven, maar het bizonvolk en het wolvenvolk. Zij zagen alle levende wezens als hun verwanten.

De cirkel

Een symbool dat veel voorkomt in de natuur is de cirkel. De planeten en de banen die zij trekken, de dwarsdoorsnede van een boom maar ook een mensenleven waren voor de Indianen cirkelvormig. Maar ook de cycli van de dag en de nacht en die van de vier seizoenen waren in feite cirkels die steeds terugkeerden op hetzelfde punt. De cirkel, zonder begin en zonder eind, symboliseerde de eenheid en heelheid van het universum. Zodoende dat bijna alle  ceremoniën cirkelvormige plattegronden hadden.

Getallen

Velen zullen weten dat het getal vier het heilige getal is van de Indiaanse spiritualiteit. Daar zijn verschillende redenen voor. Er zijn: vier windstreken, vier seizoenen, vier elementen (aarde, water, vuur en lucht) en zo kan ik nog wel even doorgaan. Daarom loopt het gebruik van het getal vier en in iets mindere mate het getal zeven als een rode draad door de  ceremoniën. Wellicht is het belang van het getal vier te herleiden tot het belang van de vier windstreken voor nomadisch levende volken, maar dit is slechts een gissing van mijn kant.

De vijf belangrijkste ceremonies

Wat betreft de volgorde van de  ceremoniën die ik ga behandelen zal ik niet zozeer een religieuze dan wel een logische volgorde handhaven. Het is bij Indianen gebruikelijk om pas over de pijp te gaan praten als al het andere gezegd is, zo heilig is de pijp. Omdat het ritueel van de pijp weer een onderdeel vormt van de meeste andere  ceremoniën, zal ik dit ritueel als eerste behandelen.

De heilige pijp

Over de komst van de eerste heilige pijp bij de Lakota’s vertelt een kleurrijke legende die waarschijnlijk gebaseerd is op waar gebeurde gebeurtenissen. Ik zal deze legende hier in verkorte vorm weergeven. Er was eens een groep Sans Arc Lakota’s die al enkele dagen niets te eten hadden gehad. Het opperhoofd, Walking Standing Buffalo, stuurde er twee verkenners op uit om te kijken of er in de omgeving wild te vinden was. De twee verkenners klommen een heuvel op om een beter zicht te krijgen over de omgeving. In de verte zagen zij iets op zich afkomen. Eerst dachten zij dat het een bizon was, maar toen ‘het’ dichterbij kwam bleek het een vrouw te zijn. Het was de mooiste vrouw die zij ooit hadden gezien en zij was gekleed in een jurk van wit herteleer. Een van de twee krijgers had kwade gedachten. De vrouw sprak tot hem: “Als je wil doen waaraan je denkt, kom dan naar voren.” Dat deed de jongeman dan ook maar toen hij dit deed, bedekte een witte wolk zowel de vrouw als de jongeman. Toen deze wolk wegblies, stond de vrouw nog op dezelfde plek maar waar de jongeman had gestaan lag nu een skelet met wurmen. De mysterieuze vrouw sprak tot de andere jongeman: “Zeg tegen het opperhoofd dat ik er aan kom met een geschenk namens het bizonvolk.” De jongeman deed wat hem bevolen was en vertelde in het kamp wat hem op de prairie overkomen was. Het opperhoofd liet een grote ceremoniële tipi opzetten waarin een groot gedeelte van het volk kon plaatsnemen. Het opperhoofd ontving White Buffalo Woman, want zo heette de vrouw, in de tipi. De vrouw hield een toespraak waarin zij zowel de mannen, de vrouwen als de kinderen adresseerde. Daarna overhandigde zij het opperhoofd twee objecten: een rode ronde steen met daarop zeven cirkels die de zeven heilige  ceremoniën symboliseren waarin de pijp wordt gebruikt, en een pijp, de zogeheten Bizon Kalf Pijp. Vervolgens liep de heilige vrouw weg uit het kamp terwijl zij door iedereen werd nagekeken. Al lopende veranderende de vrouw in een witte bizon. De bizon rende een heuvel op, groette daar de vier windstreken en verdween toen uit het zicht. Sindsdien zijn de Lakota’s in het bezit van het heiligste object van hun religie. Deze pijp bestaat nog steeds en wordt momenteel bewaard op het Cheyenne River Reservaat in Zuid-Dakota. Hij is al die eeuwen doorgegeven van vader op zoon, soms van moeder op dochter, tot in de huidige tijd. De huidige Bewaarder heet Orval Looking Horse en het staat vast dat hij de negentiende Bewaarder is, dus men kan nagaan hoe oud deze pijp eigenlijk is.

Alle pijpen die door de Lakota’s worden gebruikt zijn in feite kopieën van deze eerste pijp. De steel werd gemaakt van ash of sumachout dat doorboord werd. Vaak werden er dierenfiguren op de steel gekerfd en werd de steel versierd met kralenwerk of stekelvarkenpennen. De kop werd gemaakt van catliniet. Dit is een rode steensoort die maar op een plek op aarde voorkomt namelijk een pijpsteengroeve in Minnesota. De steensoort werd vernoemd naar de bekende Indianenschilder George Catlin die de eerste blanke was die deze pijpsteengroeve ooit bezocht. Voorts werden er vaak gekleurde linten en adelaarsveren aan de pijp gehangen.

De steel van de pijp symboliseerde de botten en ruggengraat van de mens, terwijl de kop van de pijp het vlees en bloed van de mens symboliseerde. De pijp symboliseerde dus de mens, maar omdat voor de Indianen de microkosmos (de mens) een weerspiegeling vormt van de macrokosmos (het universum), symboliseerde de pijp ook het universum.

Het ritueel van de pijp bestaat uit drie fasen, te weten zuivering, expansie en identiteit

De zuivering werd bewerkstelligd door de pijp in de rook van een heilig kruid te houden.

De expansie kwam tot stand door de kop van de pijp met tabak te vullen en de steel van de pijp achtereenvolgens naar de zes richtingen (de vier windrichtingen en boven en beneden) te richten. Op deze manier werden alle dingen (gesymboliseerd door de greintjes tabak) en alle ruimte (gesymboliseerd door de offerandes aan de zes richtingen) samengetrokken tot een enkel punt, namelijk de kop van de pijp die correspondeert met het hart van de mens.

De laatste fase noemt men ‘identiteit’. De Lakota’s spreken ook wel van ‘de opoffering van het universum in het vuur’. De pijp werd aangestoken en gerookt. De rook bracht de gebeden tot Wakan-Tanka.

De zweethutceremonie

De zweethutceremonie is de meest wijd verspreide ceremonie bij de Indianen van Noord-Amerika. Wij vinden deze ceremonie bij nagenoeg alle cultuurgroepen, hetzij met bepaalde variaties. Het is naar alle waarschijnlijkheid de oudste continu uitgevoerde ceremonie op het Amerikaanse continent. De zweethutceremonie was een zuiveringsceremonie voor lichaam en geest. Alhoewel de zweethutceremonie een ceremonie op zich is ging zij vooraf aan de meeste andere  ceremoniën.

De eigenlijke zweethut werd gemaakt van twaalf tot zestien wilgentenen die omgebogen en vast werden gebonden zodat er een koepelvormige hut ontstond die bij gebruik werd bedekt met kleden of huiden. De ingang van de hut bevond zich of aan de oostkant of aan de westkant. In het midden van de hut groef men een ondiepe kuil. Met de aarde van deze kuil maakte men een pad dat tot een aarden heuvel leidde. Op deze aarden heuvel werd tijdens de ceremonie de heilige pijp neergelegd. Achter de heuvel bevond zich het “vuur van geen eind” waarin een specifiek soort stenen werd verhit.

Wanneer de ceremonie begon, kropen de deelnemers een voor een de zweethut binnen en namen in een cirkel plaats rond de kuil in het midden. Nu werden de verhitte stenen de zweethut binnengebracht door de assistent van de medicijnman die gedurende de ceremonie buiten bleef. Nadat de deur van de zweethut gesloten werd, sprenkelde de medicijnman water op de stenen zodat er stoom ontstond. In het donker en in de hitte bad men tot Wakan-Tanka. Hield men het niet uit in de hitte dan gebruikte men de term mitakuye oyasin wat ‘al mijn verwanten’ betekent. De assistent opende dan de deur van de zweethut om frisse lucht binnen te laten. Ook werd de pijp de zweethut in overhandigd. De pijp werd doorgegeven, gerookt en aan de assistent overhandigd die de pijp weer op de aarden heuvel legde maar nu met de steel naar een andere windrichting gericht. Vervolgens ging de deur weer dicht en werd de hier behandelde procedure nog drie keer herhaald. In totaal heeft deze ceremonie dus vier fasen. Kwam de ceremonie tot een eind dan verlieten de deelnemers de zweethut en namen vaak een duik in de dichtstbijzijnde rivier.

Een enorm belangrijk aspect van Indiaanse spiritualiteit is de symboliek. De zweethut had een dubbele symboliek. Ten eerste symboliseerde de zweethut het universum waarbij de stenen in het midden Wakan-Tanka symboliseerden die net zoals de stenen een bepaalde mate van eeuwigheid heeft en zich in het midden van de dingen bevindt.

Ten tweede symboliseerde de zweethut een baarmoeder. Men zat naakt en in de foetushouding in de zweethut en door deze ceremonie kon men als het ware opnieuw geboren worden uit de schoot van Moeder Aarde.

Het afsmeken van een visoen

Ook deze ceremonie vinden wij bij meerdere cultuurgroepen in Noord-Amerika, maar kwam met name veel voor in het prairiegebied, waar hij ook dienst deed als puberteitsrite. Dat wil dus zeggen, slaagde men er in een visioen te krijgen dan was men opgenomen in het mannelijk ledenbestand van de stam. Sommigen herhaalden deze ceremonie meerdere keren gedurende hun leven, een enkeling zelfs meerdere keren in een jaar.

Het begon allemaal als een jongen de hulp van een medicijnman inriep door hem traditiegetrouw een gevulde pijp aan te bieden. Accepteerde de medicijnman de pijp dan zou hij de jongen instrueren over wat te doen tijdens de ceremonie. De jongen werd gezuiverd in de zweethut en vervolgens naar een berg of heuvel in de nabije omgeving gebracht. De Lakota’s gebruiken met name de berg Bear Butte voor deze ceremonie. Eenmaal op de berg aangekomen werd het terrein afgebakend waarop de ceremonie zou plaatsvinden. Dat kon op verschillende manieren. Een manier was om een kuil te graven waarin de visioenzoeker moest verblijven. Een andere manier was om vijf palen op te richten. Een paal in het midden en vier in de vier windrichtingen. De visioenzoeker moest dan al biddend van de middenpaal naar een van de andere vier palen lopen.

Het aantal dagen dat de ceremonie duurde varieerde van een tot vier, vier was echter wel het meest voorkomende aantal dagen. De visioenzoeker mocht gedurende de ceremonie eten noch drinken. Hij mocht slechts het nodige meenemen: een bizonhuid, een lendendoek en natuurlijk de pijp. De visioenzoeker most terwijl hij de pijp vasthield, bidden om een visioen. Kwam dat visioen dan openbaarde zich daarin een beschermgeest, meestal in de vorm van een dier.

Mannen die van hetzelfde dier of verschijnsel een visioen hadden gehad vormden bij de Lakota’s de zogeheten dromersgenootschappen waarvan die van de bizon, de wolf en het paard het meest talrijk waren. Het meest kleurrijke van deze genootschappen waren wellicht die van de heyoka. Dit waren mensen die van de donder of een aanverwant verschijnsel hadden gedroomd en vanwege die reden verplicht waren de rest van hun leven alles tegenovergesteld te doen aan wat als in de samenleving als normaal werd beschouwd.

Na het afgesproken aantal dagen werd de visioenzoeker opgehaald en terug naar het kamp gebracht. Hij moest dan in de zweethut de eerder genoemde medicijnman alles vertellen wat hem gedurende de ceremonie overkomen was.

De zonnedans

Bij het afsmeken van een visioen trad het individu in contact met het bovennatuurlijke, deed de stam dit in zijn geheel dan gebeurde dit tijdens de Zonnedans. De Zonnedans was de hoogste uiting van de Lakotareligie. Het was de meest gecompliceerde ceremonie en de enige ceremonie bij de Lakota’s die verband hield met de kalender. De ceremonie werd altijd hartje zomer gehouden als de stam bijeenkwam. De eigenlijke ceremonie duurde vier dagen. De voorbereidingen duurden drie a vier dagen. Tijdens deze voorbereidingen werd de Zonnedanshut gebouwd die bestond uit een cirkelvormig overdekt prieel dat gedurende de ceremonie de toeschouwers kon herbergen. Ook van essentieel belang waren de zangers en hun drum.

Het hoogtepunt van de voorbereidingen vond plaats als de bouw van de Zonnedanshut bijna klaar was. De medicijnman die de ceremonie leidde stuurde er twee verkenners op uit die moesten gaan zoeken naar een geschikte cottonwoodboom (Amerikaanse populier). Vonden zij deze boom dan brachten zij de medicijnman op de hoogte. De medicijnman ging naar de boom toe en bad er toe met zijn pijp. Vervolgens werd de boom omgehakt met een bijl die nog nooit eerder gebruikt mocht zijn geweest. De boom werd opgevangen door vier jongedames die nog maagd moesten zijn. De boom werd door een groep mannen terug naar het kamp gedragen. Men stopte onderweg vier keer en imiteerde het gehuil van wolven, dit laatste is een gedraging van krijgers die terugkeren van het oorlogspad.

De boom werd in het midden van de Zonnedanshut opgericht in een tevoren gegraven gat. Was dit eenmaal gebeurd dan kon de eigenlijke ceremonie beginnen. Deelname aan de Zonnedans was mogelijk op zes verschillende manieren. Een manier was om stukjes vlees van het lichaam te snijden en deze op te offeren. De meest voorkomende manier was echter om sneetjes te kerven in de huid van de borst waar houten stokjes door gestoken werden die met koorden aan de boom in het midden werden bevestigd. Soms deed men hetzelfde aan de rugkant maar werden er bizonschedels aan de koorden gehangen. Terwijl de deelnemers in de zon staarden, moesten zij zich al dansende proberen los te trekken.

Deelname aan de ceremonie had vaak visioenen tot gevolg. Heel bekend geworden in de geschiedenis is het visioen dat de beroemde medicijnman Sitting Bull ontving na deelname aan de Zonnedans waarin hem de overwinning werd geopenbaard die enkele dagen later zou plaatsvinden tijdens de slag van Little Big Horn.

Yuwipi

Yuwipi betekend letterlijk ‘hij die gebonden wordt’. Deze ceremonie is enigszins te vergelijken met een spiritistische seance. Alhoewel het hier een oude ceremonie betreft, zijn beschrijvingen van deze ceremonie er alleen van deze tijd.

De ceremonie werd altijd ’s nachts gehouden. Er werd een kamer klaargemaakt door de meubelen te verwijderen en de kamer hermetisch af te sluiten van licht. Voorwerpen die eventueel licht zouden kunnen weerkaatsen waren verboden. In de kamer werd een ritueel gedeelte afgezet door potten op te stellen in de vier windrichtingen waarin vlaggen werden gestoken. Tussen deze vlaggen spande men een touw waaraan tabaksbundeltjes werden bevestigd.

Bij aanvang van de ceremonie namen de deelnemers plaats langs de muren van de kamer. De medicijnman werd door zijn assistenten in een deken gewikkeld en vastgesnoerd met touwen. Bij de prairie Indianen is dit een metafoor voor de dood. De medicijnman werd in het afgezette gedeelte op de grond gelegd. Vervolgens gingen de lichten uit en als de juiste liederen gezongen werden, openbaarden zich de geesten. Zij gaven vonken af, beukten tegen de muren en raakten soms zelfs deelnemers aan.

Nadat er zeven series liederen gezongen waren, kwam de ceremonie tot een eind. Als de lichten aangingen zat tot ieders verbazing de medicijnman volledig ontdaan van touwen en kleed in het midden van de kamer. De tevoren gestopte pijp werd nu gerookt. Vaak had de medicijnman gecommuniceerd met de geesten. Als er een persoon of object vermist was geraakt dan wist hij vaak waar deze zich bevond. Ook communiceerde hij vaak over hoe een ziekte te genezen. De ceremonie werd besloten met een rituele maaltijd die altijd hondenvlees moest bevatten.

Levensloop

Tijdens de zwangerschap werd er een draagwieg vervaardigd waarin het kind gedragen zou kunnen worden door een tante van de aanstaande moeder. Er werd bij het maken van zo een draagwieg, die uitbundig versierd werd met kralen, geen onderscheid gemaakt tussen jongetjes en meisjes.

Kwam het kind dan gaven de meeste vrouwen er de voorkeur aan te blijven staan totdat de baby kwam en dan gehurkt te bevallen terwijl men zich vasthield aan sterke takken.

De navelstreng werd na de geboorte bewaard in een van twee leren zakjes die of de vorm hadden van een schildpad of van een hagedis. Dit zijn twee dieren die moeilijk te doden zijn en zodoende een lang leven symboliseren. Het andere zakje deed dienst als lokmiddel. De eerste paar maanden fungeerde het zakje als speeltje voor het kind. Later werd het vaak om de nek gedragen.

Het kwam bij de Lakota’s vaak voor dat een persoon meerdere namen had. Soms werd het kind vernoemd naar een gebeurtenis die plaatsvond tijdens de bevalling of maakte men een naam op uit de eerste woorden die het kind stamelde. Soms kreeg een kind een geheime naam van een winkte (letterlijk: als een vrouw). Winkte’s waren mannen die vrouwenkleren droegen, vrouwentaken verrichtten en vaak homoseksueel waren. Voor een dergelijke naam werd grif betaald, soms zelfs met een paard. Namen van winkte’s hadden bijna altijd een pornografische strekking en vormden een garantie voor een lang leven. In tegenstelling tot wat in sommige boeken vermeldt staat, kregen ook soms meisjes een dergelijke naam.

In tegenstelling tot de meisjes die vaak hun hele leven dezelfde naam behielden, kregen de jongens vaak later een andere naam nadat zij voor het eerst op oorlogspad waren geweest of nadat zij voor het eerst een visioen hadden afgesmeekt. De puberteitsrite voor de jongens heb ik al behandeld. De meisjes hadden ook een puberteitsrite die altijd plaats vond kort na de eerste menstruatie. In veel van de Engelstalige literatuur noemt men deze ceremonie de ‘buffalo sing’. Zoals deze term al doet vermoeden, imiteren zowel het meisje als de medicijnman in deze ceremonie het gedrag van bizons. Was de ceremonie eenmaal voltrokken dan was het meisje officieel een vrouw. Voor voortijdig overleden personen hadden de Lakota’s een ritueel om de ziel van deze persoon nog enige tijd langer bij zich te kunnen houden. Er werd een geestespaal gefatsoeneerd van hout waaraan een lok haar van de overledene werd bevestigd. Na ongeveer een jaar werd de ziel vrijgegeven. Ingewikkelde ceremoniën omtrent trouwen waren er bij de Lakota’s niet. Soms kwam het voor dat zowel man als vrouw hun handen op de heilige pijp legden en de medicijnman een bezwering uitsprak.

Wanneer iemand overleed dan werd het lijk in huiden gewikkeld en ingesnoerd met touwen. Het balsemen van lijken kwam niet voor bij de Indianen van het prairiegebied. Er vond een optocht plaats naar een tevoren gebouwde houten stellage. Op deze stellage werd het lijk ten ruste gelegd. Het lijk werd als het ware teruggegeven aan de elementen. Vaak werd een persoon voorzien van zijn of haar favoriete gebruiksvoorwerpen.

De familieleden rouwden vier dagen door zang, onthouding maar vooral zelfpijniging. Soms kwam het voor dat vrouwen een vingerkootje afhakten als hun echtgenoot overleed. Soms ging men na deze periode nog door met rouwen maar daarvoor verliet men dan dagelijks het kamp.

Zoals de meeste Indianenstammen in Noord-Amerika geloofden de Lakota’s in de onsterfelijkheid van de menselijke ziel. Voor geloof in reïncarnatie bij de Lakota’s is weinig bewijs. De meeste Lakota’s hielden het er op dat de ziel na overlijden zuidwaarts langs de melkweg reisde om zo in een soort hiernamaals terecht te komen dat ‘het land van de vele tipi’s’ dan wel de ‘eeuwige jachtvelden’ werd genoemd.

De huidige tijd

Het zal de lezer wellicht opgevallen zijn dat ik steeds de verleden tijd heb gebruikt. Dit betekent echter niet dat de hier behandelde ceremoniën niet meer uitgevoerd worden. Integendeel, bijna alle hier behandelde  ceremoniën zijn nog springlevend. Vroeger waren er echter nauwelijks bepaalde restricties die tegenwoordig de gang van zaken belemmeren. Kon vroeger de Zonnedans op de vrije prairie plaatsvinden, tegenwoordig moet men soms genoegen nemen met een in onbruik geraakt voetbalstadium. De Lakota’s mogen zich gelukkig prijzen dat het merendeel van hun religieuze en ceremoniële complex bewaard is gebleven. Bij andere stammen ligt dit soms anders.

Een enkele ceremonie is in onbruik geraakt zoals het hier niet behandelde ‘gooien van de bal’. De puberteitsrite voor meisjes is pas de afgelopen jaren weer opgeleefd. De Zonnedans is lang tijd van overheidswege verboden geweest en moest decennia lang in het geheim gehouden worden. Dit verbod is inmiddels opgeheven en tegenwoordig vervult deze ceremonie weer een centrale rol in het leven van veel Lakota’s.

Bibliografie:

Brown, Joseph Epes (1953). The sacred Pipe: Black Elk’s account of the Seven Rites of the Oglalla Sioux. Norman: University of Oklahoma Press.
DeMaillie, Raymond J. (Ed.) (1985). The Sixth Grandfather: Black Elk’s teachings given to John G. Neihardt. Lincoln: University of Nebraska Press.
Eastman, Charles A. (1990). The soul of the Indian: An interpretation. Lincoln: University of Nebraska Press.
Hassrick, Royal B. (1964). The Sioux: Life and Customs of a Warrior Society. Norman: University of Oklahoma Press.
Lame Deer, John (Fire) & Richard Erdoes (1976). Lame Deer, Seeker of Visions. New York: Simon and Schuster.
Mails, Tomas E. (1990). Fools Crow. Lincoln: University of Nebraska Press.
Mails, Thomas E. (1995). The Mystic Warriors of the Plains. New York: Marlowe and Company.
Powers, William K. (1977). Oglala religion. Lincoln: University of Nebraska Press.
Vogtschmidt, Jeroen. (1990). Volk van de Paha Sapa. Amstelveen: Stichting Geronimo.

Uit: De Kiva, 1998, jaargang 35, nr. 5/6, © Stichting De Kiva